Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
[16] Het begin des leevens is het begin des stervens.aant.Wanneer den Heemel noch geen leeven,
Gelyk haar geest in 't schepsel gingh,
Als swaavesltok de vlam ontfingh,
Had aan myn roerloos vleisch gegeeven,
5[regelnummer]
Zoo wou de dood, die staagh gaat sweeven,
Om wat van ziel en lichaem hingh
Te dooden, aan de leege ringh
Niet ringk'len, loerende daar neeven.
Geen aadertje wist hy myn lyf
10[regelnummer]
Verroerde, door de geest bewoogen,
Hy klopte, en hiel daar syn verblyf.
Voorts bleef ik vinnigh aangevloogen,
Vergaande wyl ik aadem dryf,
In korte van hem uitgesoogen.
|