Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 709]
| |
[413] Boerde, aan den selven.aant.Grenier, het is, op goeden grond,
Goed boerden, en goed jokken.
Al dansen wy, met stokken,
Al quetse ik soet, van verre, uw mond,
5[regelnummer]
Ghy kunt myn jokschen sin begrypen.
Wie kittlen wil, moet soetjes nypen.
Uw brief my noodende ter feest,
Met u saam onderteekent,
Van die uw Bruidje reekent
10[regelnummer]
Te zyn, naa lichaam, en naa geest,
Is van Bruids hand eerst onderschreeven:
Is dit geen feil, wil 't my vergeeven.
Zoo maakt ghy 't spreekwoord, geensins waar,
Op Neerlandsch: mans hand booven.
15[regelnummer]
Wie Edens heilge hooven
Wil schildren, met het eerste paar
Gelieven, die de werreld teelden,
Zal bestemoer het lest verbeelden.
Natuur, die alles onderhoudt,
20[regelnummer]
Heeft niet vergeefs de dieren
Geleert de wys te tieren,
Wanneer een minlik paartje trouwt:
De man, als hoofd, leght altyd booven,
Dies hebbe hy zoo God te looven.
25[regelnummer]
Uw trouwen is noch niet volbracht.
Maar hoe? niet oopenbaarlik.
Maar voor den Heemel waarlik,
Zoo greep het huuwlikslot haar kracht.
't Is poppenmin, die, langhs kassye,
30[regelnummer]
Syn vrouw set, aan de hooger sye.
Hoe kan een vryers oogh, langhs straat,
Zoo siende een vrouw geleiden,
De maaghden onderscheiden?
O andere Abram, in der daad
35[regelnummer]
Zoo valt ghy, in gelyke sonden,
Dat Abrams vrouw schier had geschonden.
|
|