Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 731]
| |
[427] Muggejacht.aant.Angh, voor 't bespringen van de vlooijen,
Deur luije meiden niet verplet,
Gebeeten, op 't verlaaten bed,
Voel ik de muglans hier tornooijen:
5[regelnummer]
Gelyk een boer, van boeretergers,
Om kaalioote, naauw gepluist,
Na land, eer langh, gestroopt verhuist,
Van ergh vervallende, in wat ergers.
Die vlugge schrinkels maar geschaapen,
10[regelnummer]
Om volk te plaagen, meest by nacht,
Die d'onrust van den dagh versacht,
Misgunnen my vermoeit het slaapen.
Ik heb het tuinhuis ooverkeeken,
Langs deur, en wand, en vensterglas,
15[regelnummer]
Als Domiciaan de vliegen las,
En hondert muggen dood gesteeken.
Ik had de solderingh doen swymen,
Zoo als ik meinde, met tobak,
Door vullen smook, die d'oogen brak,
20[regelnummer]
Noch hoor ik hondert vlerkjes rymen.
Noch hoor ik hondert muggen suisen,
En singend swermen heen, en weer.
Waar ik myn aassem wend, of keer,
Staagh schrik ik, voor die nachtgespuisen.
25[regelnummer]
Nu strykt er een, ontrent de wangen,
Dan steekt er een syn dubblen bek
Fenynigh, door myn haair, en nek,
En suight al bloed, eer ik kan vangen.
Myn eigen bloed besmeurt myn handen,
30[regelnummer]
Die hun vergelden, met de wet,
Die bloed, om bloed, heeft ingeset,
t'Onvree, met minder offerhanden.
Myn kin kryght Weffels van die spellen.
Hoe jeukt, en smert die fyne naald,
35[regelnummer]
Als of een bie my had bestraalt.
| |
[pagina 732]
| |
Hoe meer ik krab, hoe meer se swellen.
Hoe lukkigh slaapen Hispanjoolen,
Met hun kukuitor, in de hut,
Die hun, van zulken pyn, beschut,
40[regelnummer]
En wegjaaght heele muggeschoolen?
Quelveugels, slaaplet, neetelbekken,
Nabauwertjes van sangers spel,
Des soete SangGodins bevel
Is, dat ghe daadlik moet vertrekken.
45[regelnummer]
Vertrek, vertrek, quel zoilisten,
Steek welkers leever is vergalt,
Vlughs wegh, al eer de reegen valt,
De herfst dreight u met storm, en misten.
|
|