toelichting |
Six kiest in dit gedicht partij (maar zeker niet van harte) in de controverse tussen de voor- en tegenstanders van een nieuwe stadhouder en kapitein-generaal na de dood van Willem ii (1650). Het gedicht staat op p. 492 van zijn bundel. |
|
annotatie |
|
|
titel |
Rondheit: openhartigheid |
1 |
Wat ... jammer?: dwz. U vraagt mij waar ik sta, in de ellende van het land dat in een splitsing loopt (in tweespalt verkeert)? |
3 |
Dees: nl. Amsterdammer |
|
trekt het seil van Stadsbeleg te hoog in top: dwz. wijst in zijn argumentatie te zeer op de aanslag van Willem ii op de stad (1650) |
4 |
toestem: stem ten gunste van de Prins (vgl. wnt xvii, i, 735, deze plaats) |
5 |
kiest: dwz. moet kiezen, dan kies ik: |
|
geweldenaaren: mensen die met geweld hun zin doordrijven (zoals Willem ii deed) |
6 |
myn scheepsboegh: nl. die wordt voortgedreven door het seil van Stadsbeleg (r. 3) |
|
forts: krachtig, zonder te twijfelen |
|
dwarsche: nl. net als de Zeeuw dwarsche (r. 2) |
7 |
Zoo waarlik help my God: God sta me bijl |
8 |
wat ik nu besat: al wat ik bezit |