Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 542]
| |
[320] Op het kontrefeitsel van myn vaader saaliger.aant.De schilder volgh den vluggen tyd,
En wyl de worm 't geraamt doorbyt,
Zoo spaar hy, eeuwen langh, het lyf,
Als Baudringeens penceelbedryf:
5[regelnummer]
Dat leevendigh, myn vaaders hoofd
Begraaven, van den dood berooft.
Doch wat vergaat op aarde niet?
Dies, als het doek, van verw, verschiet,
Wie bootst er, met gelyk verstand,
10[regelnummer]
Dan onverbastert deese hand?
Maar deughtsaamheit op wit papier,
Beschreeven, met een geestigh vier
Van dichtery, sterft nimmermeer,
Herdrukt, en onverkleint, van eer.
15[regelnummer]
Aldus zal, sonder roemery,
De vaader, door de Poësy,
Van my, syn soone, nooit vergaan.
Want Persius, en Marsus staan.
|
|