Gedichten (2 delen)(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] [42] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.] II.aant. De schoonheit van de reedelyke dieren Schuilt in geen konst van verwen fyn, of grof, Schuilt in geen nooit vergankelyke stof, Of die vergaan men weer weet op te cieren. 5[regelnummer] Maar vrouw Natuur, met eedler kieremieren Van melk en bloed, uit haar gesielden hof, Leent aan 't gesicht de waare schoonheits lof, Hervindeloos, naa haastighlyk vertieren. Hoe sneeuwwit pronkt de teedre sesamyn? 10[regelnummer] Hoe sparkelt 't velt ontgloeit van rooselaaren? Wat schilder rekt haar dach met fraaijer schyn? Maar maalt Apel ons schooner dan wy waaren Gebooren, of verwelkt door tyd, of pyn, Dat moetmen maar voor Bastert schoon verklaaren. Vorige Volgende