Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
[263] Welkomste in Rome.aant.Het aardryk drinkt den reegen,
Geboomte drinkt den seegen
Des aards. De zee drinkt wolken,
De Son drinkt heele kolken.
5[regelnummer]
Sy scheppen hun verheugen,
In loutre waater teugen.
Dus laat ons, reisgesellen,
Florencens reis vertellen,
En vroolik, welgekoomen,
10[regelnummer]
Ook drinken, binnen Romen.
Maar laaten ons de traanen
Van Bromius Albaanen,
Heel suiver syn geschonken,
En lustigh uitgedronken.
15[regelnummer]
Ai wil den wyn niet plengen,
Met waater in te mengen:
Gelyk ghe lekkre wynen
Verdorft, by Florentynen.
Falernens parssers roepen,
20[regelnummer]
Om goeden wyn te hoepen.
God werd van ons gebeeden,
Elk jaar, om puike sneeden,
En oovervloed van ranken,
Uit velden van de Vranken.
25[regelnummer]
God hoorde die tuinieren.
God schonk ons hier, voor bieren,
Of glaase Fransche wynen,
Topaasen, en robynen,
Die oogh, en geest verquikken,
30[regelnummer]
Met sien, en in te slikken.
Daar waater maar een plaage
Is, voor de soo der maage,
En in het brein een eevel
Sendt, van een swaaren neevel.
35[regelnummer]
Waarom soud ghy de wynen,
| |
[pagina 446]
| |
In waater, dan verdwynen?
Ik ben een waaterhaater.
God maakte wyn van waater.
Dat was de feest een wonder,
40[regelnummer]
En blyder, en gesonder.
Hier jongen, schenkt my soppen,
In onvervalschte koppen.
Wie loutren wyn verbastert,
Die heeft Gods gaaf gelastert.
|
|