4 |
te bekennen: te vertellen, uit de doeken te doen |
5 |
houde 't klucht: mag het voor een grap houden |
6 |
in een algemeensaam land: in ‘gemeenschappelijk’ (in het bezit van iedereen en niemand verkerend) land. Six doelt op prostituées. |
7 |
Te planten boornen: dwz. Een getrouwd man te bedriegen (een ‘hoorndrager’ is een bedrogen echtgenoot, wnt vi, 1099) |
|
een eeman: een getrouwd man (wnt iii, ii, 3790, deze plaats) |
8 |
't aavrechts poortslot: ‘de gesloten achterpoort’, dwz. het aarsgat. Uit aavrechts volgt ook, dat het hier de ‘verkeerde’ opening betreft. |
|
een bullans: een stiereschacht, een pik als van een stier |
|
in te rennen: binnen te rammeien (vgl. wnt vi, 1857) |
9 |
Myn gansewiekje: dwz. Het ganzevleugeltje waarmee ik ‘vloog’ (reisde, vgl. r. 10), ook metonymisch voor: Mijn ganzeveer, Mijn schrijfpen (in contrast met de minnesieke pennen, Uit wieken van Kupyn) |
|
van Minerves hand, bestiert: geleid door Minerva, dwz. met wijsheid gebruikt |
10 |
Al vloogh het wyds en syds: Al heeft het wijd en zijd gevlogen. Six bedoelt dat hij tijdens zijn reizen wel in de buurt van de verleiding is geweest, maar dat hij die weerstaan heeft. |
|
glomme minnevonken: gloeiende (wnt v, 143, deze plaats) vonken van de wellust (die tot een vuur hadden kunnen opgloeien) |
11 |
Wiert: Is |
12 |
Ik ... pronken: Ik oordeel het 't beste in stilte trots te zijn op déze roem: ... |
13 |
myn vry gewis: mijn onbelast geweten |
|
welvaard: goede gezondheid |
|
heb geviert: in ere heb gehouden, heb gekoesterd (wnt xxi, 356-357) |
14 |
Nu ... schonken: Nu kom ik thuis met even warm bloed (als ik voorheen had) en niet met botten die door geile liefde uitgeput (van hun merg beroofd) zijn |