Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 888]
| |
[625] Erkentenisse, aan den eedelen heer Joan Six, heer van Vromaade, oudscheepen, voor synen Muiderberg.aant.Onder veel beslommeringen,
Braave Six, eelmoedig heer,
Aller Sixen roem, en eer,
Wektge mynen mond tot singen,
5[regelnummer]
Door uw Muiderbergs gedicht,
Welk geschenk my ook verpligt,
Daar myn reeds besturve tong,
Als een swaans, al 't sterfsang song.
Sweeg ik anders van die slaagen,
10[regelnummer]
Op de Middelandsche zee,
Daarmen om Sicilje stree,
Dat de bergen, die het saagen,
Door 't gedonder uit metaal,
En der blixemen gestraal,
15[regelnummer]
Beefden, en Messyne veeg
Galgberouw van 't opstaan kreeg?
Met uw opschrifts blad maar repte
Van den naam van Muiderberg,
Docht my dat myn hert, en merg
20[regelnummer]
Nieuwe lust, en krachten schepte,
Door 't herdenken aan myn jeugd,
En de veel genoote vreugd,
Doe ik daar met Roosemond,
Onder kusjes, grasjes bond.
25[regelnummer]
Met ik aan de swarte voeten
Van dien berg, in witten steen,
Naam, en toenaam, ons gemeen,
Naa 't beschouwen, quam t'ontmoeten,
Sei ik, immers sie ik my,
30[regelnummer]
En dit werk van poësy
Komt van geen van Schandelier,
Waarom staat myn naam dan hier?
| |
[pagina 889]
| |
Doe doordacht ik 't jonger leeven
Van ons saame schoole gaan,
35[regelnummer]
Hoewe leerende, onder aan
Ons Latyn, noch 't selfde schreeven,
En tot beider onderscheid,
Ik de kleine, uwe eedelheit
Six de groote wierd gesegt;
40[regelnummer]
Maar nu zijnwe die te recht.
O, wat rouwen my de jaaren
Van myn slechtbesteede jeugd,
Wyl ik met uw grootheits deugd,
Noch haar kunst kan eevenaaren!
45[regelnummer]
Wat gewint nu eedel bloed,
Van ses eeuwen aangevoedt?
't Beurt wel veel, door erffenis,
Dat een dwaas ook eedel is.
Doch laat my vergeeten blyven,
50[regelnummer]
In een kleingeachten naam,
Ik ben nergens toe bequaam,
Dan om koopmanschap te dryven:
Winne ik slechs, met eer, de kost,
Gaa ik burgerlik gedost,
55[regelnummer]
Leeve ik als een Kristenmensch,
Sterve ik wel, dat is myn wensch.
Uw beroemde weetenschappen,
En onkreukelik gemoed,
Dat, in rijkdom, 't weereldsch goed
60[regelnummer]
Maatig, met den voet, leert trappen,
Voerden u, van top tot top,
In eerampten, heerlik op;
Maar noch zultge hooger staan,
Mag het naa myn bidden gaan.
|
|