Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
[89] Op de dood van Pieter Wachtendorp, Gereformeert Leeraar.aant.Hoe valt, ach, 't vallen van de dorre Herrefst blaaden,
Zoo nat, op ons gesicht, naa 't drooge soomerweer?
De traanen vielen pas op Geldorps doodkist neer,
Of Wachtendorp die viel. O val van groote schaaden!
5[regelnummer]
Dees Pieter oudste raad der wyse Kerkenraaden,
Sielvischer op geen Dorp, maar dit groot Steedeveer,
En wachter van de Kerk, noch wacht, noch vischt niet meer,
Syn staf, en vischwand rust, en hy slaapt onbelaaden.
Die nooit bedeesde mond, voor werreldlyk gesagh,
10[regelnummer]
Is toegeseegelt, met een ringh van graavesteenen.
Wie haalt het Kooninghboek nu weeder voor den dagh?
Dat diepe brein voorsei veel jammeren, en weenen,
Als Jehu Israël, bewaarheidt met den slach.
Och! mocht ons' beeternis syn voorgespel beneenen.
|
|