annotatie |
|
|
titel |
borgerkroonen: ‘Burgerkroon’ is Six' weergave van het Latijnse ‘corona civica’; de erekrans uit eikebladeren, geschonken aan een held die iemands leven had gered, met name door een vijand te verslaan (vgl. Gellius, Noctes Atticae v, vi, 11-14). |
1 |
voor des Keisers stylen: voor de gevelpilaren van het keizerlijk paleis. Op het Capitool in Rome stond een eikeboom (i.v.m. de Jupitercultus aldaar, vgl. bijvoorbeeld Livius i, x, 5-7). |
2 |
oudende: ‘oud wordende’, oude (wnt xi, 1548) |
3 |
Nu: Nu eens (nl. in de lente en zomer) |
|
soom: ‘gewaad’ (‘mantelzoom’ metonymisch voor ‘mantel’) |
4 |
Dan: Dan weer |
|
by winterwylen: in winterse tijden |
6 |
die: hem die |
|
vroom: edelmoedig |
7 |
syn borgery: zijn medeburgers |
|
den toom: ‘het juk’ |
8 |
ontylen: ontvluchten, ontgaan |
9 |
De Roomsche Achil, Sicyn Dentaat: Lucius Sicinius Dentatus, bijgenaamd ‘de Romeinse Achilles’, een volkstribuun uit de vijfde eeuw voor Chr. Hij zou zich in de strijd buitengewoon hebben onderscheiden (Gellius, Noctes Atticae ii, xi). |
10-11 |
Wierd ... omblaadt: Is eenmaal met gras en veertien maal met kransen uit het loof van die eik ‘ombladerd’ (volgens Gellius, Noctes Atticae v, vi, 11-14). Kransen van gras zijn volgens Gellius v, vi, 8-10 zegekransen. |
12 |
De tongh van Romes netste taalen: De spreker van het edelste Latijn, nl. Cicero |
13 |
Ontdekster: tongh, die ... onthulde en aan de kaak stelde |
|
Katlyns verraad: de samenzwering van Catilina tegen de Romeinse staat (63 voor Chr.) |
14 |
Hoort zoo sprak Gellius te praalen: Behoort zo (nl. met een eikeloofkrans) te worden uitgedost, sprak Gellius. Six bedoelt hier niet de auteur Aulus Gellius, maar de voormalige censor (‘vir censorius’) Lucius Gellius, die volgens Aulus Gellius' Noctes Atticae, v, vi, 15 zou hebben opgemerkt, dat Cicero voor zijn optreden een ‘corona civica’ verdiende. |
15-16 |
neeven ... Keisren: bij de oude pilaren naast de deur van de Keizer aller keizers. Six doelt op een Amsterdamse kerk, denkelijk op de Oude Kerk (vgl. oude). |
18 |
ouder: ouderdom, leeftijd (wnt xi, 1551, deze plaats) |
|
met blaaren: met de bladeren van zijn kruin (zó oud) |
19 |
beitel: dwz. snoeibijl(?) |
|
schaaren: bramen |
20 |
Wan: Als |
|
quam te baat: bevorderde (door te snoeien) |
22 |
Nooit: in contrast met wel (r. 19) |
|
heilge: de eik geldt als een gewijde boom (vgl. de annotatie bij r. 33) |
23 |
die Roomsche wys: dat Romeinse gebruik |