Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 610]
| |
[357] Dank, voor een gerookten salm, aan Pieter Loones.aant.Cyter, klink uw snaarengalm,
Op de wys van Terpsichoore,
Lieffelyk, in Loones oore,
Dankbaar, voor een lekkren Salm.
5[regelnummer]
Hy heeft my een Salm geschonken,
Wel deurrookt, in Moskous schouw,
Opgehangen, aan een touw,
In den rook van eike vonken.
Langer dan 's Parysers el,
10[regelnummer]
Dikker, vetter, en veel breeder,
Dan een speksy, mals en teeder,
Rood, als kraal, als goud van vel.
Dat de salmenryke Wyssel,
Op haar salmen, stof, en blaas,
15[regelnummer]
Deese wint het ook van Maas,
Rhyn, en Weeser, Merwe, en Yssel.
Laat Jarmuiden vry haar sprot,
En haar lekkre bokkingh spaaren,
Omgevoert, voor vastenwaaren,
20[regelnummer]
In zoo meenigh koopmans vlot.
'k Week licht, in 't Karthuiserklooster,
At men daagliks, by latuuw,
Zoo een mootjen gaar, of ruuw,
Of met mostert van de rooster.
25[regelnummer]
O! hoe smaakt, hier op, een dronk,
Van Bredaas, of Mechels brouwten?
Beeter dan, op braade bouten,
Teugen van een Deelestronk.
Zoo te drinken, zoo te smullen,
30[regelnummer]
Dat heet eerst te bruiloft gaan:
Barmen, Lysters, en Albaan
Smaaken zoo niet, aan Lukullen.
O! hoe lukkigh is die vloot,
Die uw salmen oovervoerde,
35[regelnummer]
Waar de Londenaar op loerde,
| |
[pagina 611]
| |
Hier gekoomen uit den nood?
Had uw ryke fluit gebleeven,
't Had een groot verlies geweest:
Voor u, Loones, allermeest,
40[regelnummer]
Ghy had my geen salm gegeeven.
Nu heeft my dees lekkerny
Heusch verbonden, aan uw gunste,
Heb daar voor des rymers kunste,
Bastaard van de poësy.
45[regelnummer]
Minnaar van het rymend galmen,
Lees myn rym, met zulk vermaak,
Als my geeft de lekkre smaak,
Van uw onverdiende salmen.
|