Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 492]
| |
[296] Grafschrift.aant.Hier rust Francois de Vik, ontslaagen
Van sorgh, voor een millioen, gedraagen.
Hy sturf, na tienmaal seeven jaar,
Oprecht verrykt, met laakenwaar.
5[regelnummer]
Hy sach, hoewel in soet versaamen,
Geen saad, nochtans veel erfgenaamen.
Die juist niet lachen, om syn dood:
Om dat syn leeven ook hun schoot
Milddaadigh vulde, met weldaaden.
10[regelnummer]
Met schaamlen was hy staagh belaaden.
Hy wilde ook niet men syn gebeent
Begroef, voor dat men Gods gemeent
Verarmt, in dryerleije spraaken,
En aan des stads oumannedaaken,
15[regelnummer]
Ook elken Duitschen predikant,
Een rentjen van syn hoofdsom sand.
Wat kan ik, sprak hy, minder geeven,
Aan God den geever self van 't leeven,
Dat ik ook willigh weedergeef?
20[regelnummer]
Myn lyk heb d'aarde, Vrouw, en Neef,
En ghy de rest van myne goeden.
Gods seegen wil u saam behoeden.
|
|