[186] Op het H. Nachtmaal (p. 323)
toelichting |
Het gedicht staat op p. 242 van Six' bundel van 1657. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Zoo: Zowel |
|
hier: bij dit Avondmaal |
2 |
dan hoonighraat, en melk: dan de weldaden van het beloofde land, ‘vloeiende van melk en honing’ |
4 |
zal eeuwigh leeven: vgl. de Heidelbergse catechismus, het antwoord op vraag 76, zondag 28 (Bakhuizen-van den Brink, 1976, p. 191) |
5 |
teikens: ‘sichtbare teeckenen ende panden’ (zondag 29 in de catechismus, antwoord op vraag 79; Bakhuizen-van den Brink, 1976, p. 193) |
|
gegeeven: neergelegd |
6 |
vuile handen: dwz. bedreven zonden (vgl. de catechismus, zondag 30, antwoord op vraag 81; Bakhuizen-van den Brink, 1976, p. 195) |
7 |
naakt: genaakt, nadert |
|
ongespoelde tanden: dwz. niet beleden zonden in het hart |
8 |
in eeuwigheit: voor alle eeuwigheid |
|
ter dood: ‘die eten ende drincken henselven het oordeel’ (catechismus, zondag 30, antwoord op vraag 81; Bakhuizen-van den Brink, 1976, p. 195) |
| |