Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 722]
| |
[420] Schyn bedrieght.aant.Gelyk een boom, een jeughdige yp,
In 't beste van de jaar saisoenen,
Vermolmt, in d'ombeschorste pyp,
Van buiten somtyds schoon, aan 't groenen,
5[regelnummer]
Om zulken heimelyk gebrek,
Niet aangesien werd, met den nek.
Of als een rype suikerpeer,
Die met saffraane, en roosewangen,
Geschildert, van het soomerweer,
10[regelnummer]
Elks mond doet waatren, en verlangen,
Van binnen lykwel, aan het pit,
Gestooken werd, van wurmgebit.
Zoo groent, en bloost van Chandelier,
Werd vet en glad, kryght ronde kaaken,
15[regelnummer]
Nu hy de bittre apteeks mortier,
En kroesen wraakt, die maager maaken:
Maar in den milt steekt, onder 't hart,
Die oude slangh, het spyt Sennert.
Zoo sterft de mensch, al eer hy sterft.
20[regelnummer]
Zoo telt hy 't sterven alle daagen.
Wel hem, wiens scheerdraad afgekerft,
Van veele pynen, is ontslaagen.
Wel hem, die nu, in 't vaaderland,
Wel uitgaat, van de pest verbrandt.
|
|