Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 749]
| |
[437] Slachtmaand t' Amsterdam, in pesttyd.aant.Al houdt de pest nu slachttyd t' Amsterdam,
Met elken snee, gelyk met Joodsche seissens,
Een heele buurte, en wie haar teegenquam,
Doodkeelende, zoo mans geslacht, als meissens.
5[regelnummer]
Noch is men daar bekommert om den kost,
Als of men 't jaar, dat volgen zal, zou leeven.
De veemarkt is geverkent, en geost.
Het vette beest werd, naa de byl, gedreeven,
Gesouten, en gehangen, in den rook:
10[regelnummer]
Niet anders dan, in pesteloose jaaren,
Op dat de kok gereed heb, wat hy kook,
En strekliker veel aan de hal kan spaaren.
Wat ver gebuur erbarmt sich, oover 't land,
Waar oover, laas, Gods vuur, uit synen trechter,
15[regelnummer]
Zoo soenloos stort, die hebbende verstand,
Van 's lands natuur, en oude wysen echter
Schynheilighlyk, haar verre sorgh bespreekt?
De voogeltjes, al eeven vroolik, sorgen,
Om voedsel, als haar huiden dat gebreekt,
20[regelnummer]
En haalen sy den morgen, zoo weer morgen.
Maar 't miertje, sie, dat wyser klein vernuft,
Zoo langh het roert, zal 's soomers saamen sleepen
De koorentjes, op dat wanneer het muft,
In 't schuurtjen, van gestrenge kou beneepen,
25[regelnummer]
Het dan niets soeke, als 't aardryk is verdort,
Maar stilletjes syn voorraad aan mach grypen.
Te sorgen voor een jaar is langh, ook kort.
Langh, zoo men flus, of binnen 't jaar, zal gypen.
Al sterft het sterk, wie kent syn jonghste lot?
30[regelnummer]
Licht zal men ons in d'ooverblyfsels tellen,
Als in een bosch van veel geboomt geknot.
Kort, zoo men langh het menschdom zal versellen.
Wie veertigh werf dryhondert sestigh maal
Den dagh verwon, mach vreesen, of mach hoopen,
35[regelnummer]
Dat hy de son zoo dikwils achterhaal,
| |
[pagina 750]
| |
In 's leevens veld, kan syn natuur maar loopen.
Wie sich niet meer bekommert dan de vink,
En, als de mier, niet vreest, voor winterdaagen,
Loopt groot gevaar, hy voor syn einde stink,
40[regelnummer]
Getroffen, van de scherpe hongerslaagen.
Wat heeft het Boek ons anders afgebeeldt,
Met seeven vette, en seeven maagre lenten,
Dan staage sorgh te draagen, onder weeld,
Om, by gebrek, te leeven van syn renten?
45[regelnummer]
Sorghvuldigheit voor lyf, en ziel te saam,
Of God niet langh, of langh hun trouw vergaarde,
Is noodigh voor den Kristelyken naam:
Is 't halve deel der saaligheit op aarde.
|