Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
[98] Afraadinge van vreede, met de teegenwoordige regeeringe van Engeland.aant.Waar zyn de vroome Batavieren,
Gekroont met duisenden laurieren,
Geplukt te waater, en te land,
Met vuur, en saabels, in de hand?
5[regelnummer]
Waar zyn de harten van de Leeuwen?
Flaauwt Holland? flaauwen nu de Zeeuwen?
Verandert men nu in een Lam,
En werd de felle mak, en tam?
Waar is het volk in zee gebooren?
10[regelnummer]
Laat dat de zee nu gaan verlooren?
Verliest de visch syn element,
Verbasterdt, en van aardt ontwent?
Toont nu een vloot van hondert kielen,
Braaf uitgerust, met Duitsche zielen,
15[regelnummer]
Het achterschip met schaa, en schand,
Aan neegentich van Engeland?
Moet Tromp die waaterheld nu wyken,
Voor Pen, en Monk, en hunsgelyken,
Die, schoon dat elk ook zy een Held,
20[regelnummer]
Nooit streeden, dan op 't vaste veld?
O ouden tyd! o eedle zeeden!
Hoe werd uw bloem in stof vertreeden?
Waar zyn se die de kettinghpoort
Van Damiata, als een koord
25[regelnummer]
Van Gordius, manhaftigh braaken,
Met saagen, aan de boegh van kraaken,
In 't reegenen van pekkigh vuur,
En pylen van de Turksche muur?
Waar zyn se die Gibralters sterkten,
30[regelnummer]
En Spanjes vloot ontbollewerkten,
En 't engh gebit der Straatsche mond
Ontslooten fors, met swaard, en lont?
Waar zyn se die Havaanes matten,
En 's andre werrelds silvre schatten
35[regelnummer]
Ontrukten van de Monarchy
| |
[pagina 139]
| |
Der Flippen, voor een maatschappy?
Waar zyn se die by Indiaanen,
In oost, en west de Princevaanen,
Hooghloflik plantten oover zee,
40[regelnummer]
Op Lisbons, en Kastiljes ree?
O! al het lukkigh oorloghs yvren
Van Bato past historischryvren.
Een nooit volpreesen daad nochtans,
Toen Marten met de seegekrans,
45[regelnummer]
Uit Duins, van Spaansche monsters keerde,
Pryst hy al weer, die rymen leerde.
Hoe komt dan dat die selfde Held,
Die korts by Poortland hiel het veld,
En Vrankryks wynvloot kon beschermen,
50[regelnummer]
Nu slecht, met onbelemmerde armen,
En juist op stooren afgerecht,
De zee moet ruimen voor 't gevecht,
Naalaatende wel twintigh kielen,
Die onder Londens klaauwen vielen?
55[regelnummer]
O wyse, o dappre waatervooghd,
Die Hollands welvaard trouw beooght,
Men kan u voor geen bloodaart schelden,
Noch Wittesen, noch andre Helden,
Die als getrouwe Hoplui past,
60[regelnummer]
Als blixems, vochten voor de mast.
Indien hier schande zy geleeden,
Men wyte 't Noordens dwarsicheeden,
Die bliesen u naa Wielinghs kant.
Men wyte 't meest verraârs van 't land.
65[regelnummer]
Het zyn verraaders, die niet vechten.
Het zyn verraaders, die niet rechten.
Waar recht niet handhaaft beulsgeweer,
Daar dientme om geld, en niet om eer.
Wie niet naa eer tracht, wil syn leeven
70[regelnummer]
Niet, voor het land, ten beste geeven.
| |
[pagina 140]
| |
Wie dat syn bloed niet waagen derft,
Die loopt uit 't vaandel eer hy sterft.
Alsulke schelmen van den bloede
Der grooten somtyds, die de roede
75[regelnummer]
Der straffe voeren, en het ampt
Van Hoofdmanschap aan wie best kampt
Niet gunnen, maar aan neef, en nichten,
Alsulke hebben u doen swichten.
Een Veldheer zy vry stout, en fier,
80[regelnummer]
Wat is hy sonder soudenier?
Wat is het hoofd, indien de leeden,
Elk, hun beroep, niet trouw bekleeden?
Veel Kapiteins, in plaats van slaan,
Die sien den slagh van Tromp bangh aan.
85[regelnummer]
Veele om een kryghsmans mom te maaken,
Die koeglen wakker, sonder raaken.
Een ander, die syn vyand siet,
Roept om quartier, al eer hy schiet.
Zoo werd een Held gepranght tot wyken,
90[regelnummer]
En naa goe heenkomst om te kyken.
Daer leit nu 't oppermeesterschap
Des zees gevallen van den trap.
Daar leit de bessem, om de sprengen
Te suivren, van de trotse stengen.
95[regelnummer]
Daar leit de vyand langhs het strand,
En houdt beleegert al het land.
Die zal de Duitsche Zeevaard veegen,
Van alle scheepen, onder weegen.
In Texel, Vlie, noch soete Maas,
100[regelnummer]
Goeree, noch eenge zeeuwsche plaats,
Kan vloot, of schip vry binnen koomen,
Of 't lukt, indien 't niet werd genoomen.
Zoo sluitmen Neerlands haavenpoort,
Voor Oost, en West, en Suid, en Noord.
105[regelnummer]
Zoo speurtmen wie dat Room zal lyken,
| |
[pagina 141]
| |
Wie als Karthago vlagh zal stryken.
Wat raad nu om het Vaaderland
Te hoeden, buiten dwangh, en band?
Om weer de rykdoms poort t'ontsluiten,
110[regelnummer]
En zee van vyand, en vrybuiten
Te veiligen, en om de vaard,
In 't sand, te helpen weer te paard?
Daar schreeuwt, en tiertmen, vreede, vreede.
Maar wie beantwoordt onse reede?
115[regelnummer]
De vinger van het algemein
Wyst op een Heer uit Loevestein.
De mond der deeglike ingeseeten
Heeft deesen groothans fier verweeten,
Hy socht maar vreede, om eigenbaat,
120[regelnummer]
Oorspronklik, uit een wronk en haat,
Voor hoon geleeden van Nassouwen,
Om die uit 's Lands gebied te houwen.
Want zoo den yver 't oorloghswaard
Handhaafde fors, en onvervaart,
125[regelnummer]
Men zou den valschen Brit licht dwingen,
En Stuart in syn zeetel dringen,
Waar aan Oranjes bed verknocht,
Dan weer in aansien werd gebrocht:
Maar 's Loevesteiners staat aan 't wanken,
130[regelnummer]
Licht wierd geschopt, uit Staatsche banken.
Ik swol van spyt, en dacht, dit 's saus
Tot twist, als hoeks, en kabeljauws.
Ik sprak weetgierich, is de vreede
Niet saalger, dan de leege scheede?
135[regelnummer]
Want naa men schat, scheert, moordt, en vanght,
Daar 't land ook in de waagschaal hanght,
Zoo wenschtmen om een eind van twisten,
Lyk eer wy Spanjes oorlogh slisten.
Maar Flip, te Munster gingh ons voor,
140[regelnummer]
Wy gaaven lest, en eerst gehoor.
| |
[pagina 142]
| |
Dit volk van zoo veel seegens droncken,
Dat, met het Kooninghs bloed, syn schonken
Opvulde, in plaats van smeerigh margh,
Dit volk, noch korts zoo valsch, zoo argh,
145[regelnummer]
Ieloers van ons met vreedlike oogen,
Heeft ons genoegh aan eens bedroogen.
Heeft, onder handelingh van vree,
Dit loos gespuis niet langs de zee
Geschuimt die ryk gelaaden gingen,
150[regelnummer]
Dat ghy besloot hen weer t'ontwringen?
Met wat ontsachelyk gelaat
Kan Neerlands hoogh verheeven staat
Den Engelsman, om vreede, aan spreeken,
Al deed men 't reeds met vreemde treeken?
155[regelnummer]
Men dient den hoed der vryetuin
Te lichten van de maagdekruin.
De schaa van Oostens maatschappye,
Het tiende uit haaringhvischerye,
Tol van de scheepen door de Sond,
160[regelnummer]
Die Frank, en Brit scheidt, by verbond,
Voor eeuwigh gaarne t'onderteeknen.
Dan sullen sy noch schaade reeknen,
By hun onnooslen krygh geleên,
En 't mes dat ons zoo heeft gesneên.
165[regelnummer]
Met wie zou Neerland vreede maaken?
Met Kromwels, Pennen, Monken, Blaaken?
De dwingelanden van de Kroon,
Zoo langh het luk hen dient zoo schoon?
Wat zou dat voor een vreede weesen,
170[regelnummer]
Wanneer hun rad, zoo hoogh gereesen,
Eens omdraait, met het aaventuur,
En dat een ander raakt aan 't stuur?
Hoe dikwils zyn daar heerschappyen
Verset, vernietight door partyen?
175[regelnummer]
't Vertreeden Parlement dat sucht,
| |
[pagina 143]
| |
Maar hoopt het hoofd weer, in de lucht,
Te rysen, en syn val te wreeken,
Met treeken, teegen loose treeken.
De vreede op deesen tyd, en wys,
180[regelnummer]
Staat schandigh op een glipprich ys.
Neen eedle vroome Batavieren,
Indien er in uw lyf noch spieren,
En drupplen zyn van oudren bloed,
Gewinn'ren van den vryen hoed,
185[regelnummer]
En zoo ghe wilt orakels achten,
Zoo zult ghe naa geen vreede trachten.
Maar Neerland, met een houte wal,
Ommuuren, langs het soute dal.
En al 't geboomt, tot oorloghskraaken,
190[regelnummer]
Veel radder dan Romeinen maaken.
Laat yser, en doodslaagigh kruid
Niet in gebrek zyn, op 't affuit.
Kroon stryders, met de Hopmans helmen.
Recht galgen voor de bloode schelmen.
195[regelnummer]
Eer moet de Noordzee, vol gevaars,
Bevrydt zyn van de Londenaars,
Eer moeten sy vergoên uw schaade,
Dan ghy op vree denkt, of genaade.
Eer moet de dryerhande kroon
200[regelnummer]
Geschopt van Karel, Karels soon,
Niet meer beweldight zyn van guiten,
Dan ghy met zulke vree mooght sluiten.
En wilt men vreede binnen 't land?
Men ente den Oranjeplant,
205[regelnummer]
Die tot een schoonen boom opgroeije,
Langs welkers schaaduw Neerland bloeije.
|
|