Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 588]
| |
[348] Bruyloftbed van Joos de Smeth den Jongen, en Maria Fassin.aant.O! lukkige de Smeth,
Die zoo veel beurswaart loopen,
Kantoor, en huisverlet,
Verwisslen, en verkoopen,
5[regelnummer]
Zoo veele sorgh, en sweet,
By tye, by ontye,
Nu lekkertjes vergeet,
Met uwe Bruid Marye.
Die met heur kusjes soet,
10[regelnummer]
Omhelsinkjes, toelonkjes,
Toelachjes vol van gloed,
En duisent liefde vonkjes,
Uw lyf, en moeden geest,
Met Venus kruiderytjes,
15[regelnummer]
Verquikt, en bly geneest:
O Heemelsche artsenytjes.
O! lukkige de Smeth,
Die in de gloor geheeven,
Van 't saaligh houwliks bed,
20[regelnummer]
Nu soet begint te leeven,
En wien de Trouwgodin
Gekroont heeft, met een meisjen,
Vol deughdelyke min,
Vol schoonicheit van vleischjen,
25[regelnummer]
Die Bruidegom, en man
Eerbiedigh uitgeleesen,
Zoo lief heeft als heur pan,
Om herssenen, gepreesen.
O! lukkige de Smeth,
30[regelnummer]
Te Keulen wel gebooren,
Maar hier, in school geset,
Op Oom de Smeths kantooren,
Die voor uw dienst, en trouw
De sorge heeft gedraagen,
35[regelnummer]
Als vaader, om een vrouw,
| |
[pagina 589]
| |
Een kroontjen van de maagen.
Die eerbaar van gemoed,
Van ooghjes kuisch, en seedigh,
Van spreeken maatigh vroed,
40[regelnummer]
En van begrippen sneedigh,
Met heur siringen nek,
En alabaster weesen,
Weersyds fraai met een plek,
Van karmosyne beesen,
45[regelnummer]
En met heur roosenmond,
Met elpenbeene tandjes,
Met borsjes appelrond,
Met witte wasse handjes,
En armellyne schoot,
50[regelnummer]
In uw beminde omermingh,
Sich lief begeeft, in nood,
Heur troost, en heur beschermingh.
O! lukkige de Smeth,
Die op de gryse haairen
55[regelnummer]
Der oudren kroonen set,
Gevlochten, niet van blaaren,
Van lauwer, noch van goud,
Maar eer, vreughde, en vermaaken.
Dewyl ghe zoo wel trouwt,
60[regelnummer]
Belooft ghe hen de staaken
Des afkomsts van de Smeth,
Onsterflik voort te planten,
In 't sterfelyke bed,
Met braave bloedverwanten.
65[regelnummer]
Kom wachtertjes der min,
Kom kleine Goôn gesprooten,
Uit Ciperens Godin,
Kom lustigh speelgenooten,
Draagh vroolik, neevens my,
70[regelnummer]
Mirt, palm, en roosekransjes,
| |
[pagina 590]
| |
En fakkels van de by
Omgroent, met looverglansjes.
Kom Charis lief geslacht,
Kom dry bevalligheedjes,
75[regelnummer]
Van Erebus, en Nacht,
Ontfangende uw geleedjes,
Kom speelstertjes gelei
Naa bed, met sangh, op snaaren,
Gestrengelt aan een rei,
80[regelnummer]
Dit paartjen, om te paaren.
Sie daar Smeth, als een held,
Van Venus vuur aan 't branden,
Ontbindt, met soet geweld,
Beschaamtheits kuische banden.
85[regelnummer]
Het duifje, sonder gal,
Getreeden van haar doffer,
Geeft met een oeitjen, al
Het bedgeheim, ten offer.
Wensch, blyde bruiloftschaar,
90[regelnummer]
Dees lieven, die saam kleeven,
Geluk, in hun vergaar,
Geluk, in al hun leeven.
|
|