Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
[21] Aan Roselle. De liefden verraadt sich selve.aant.Rosel, Rosel, waar zyn myn sinnen heenen?
Myn roose licht, waar heen is myn verstand?
Kupido leidt my aan syn sterke hand,
Myn brein is in syn vuur, als sneeuw, verdweenen.
5[regelnummer]
Ik ben niet myns: want als myn lippen meenen
Lukretia, of Sara, of Susan,
Zoo noemen sy uw voornaam, of uw van,
Dies kan ik dan de liefde niet beneenen.
Of liegh ik, sie, zoo werd ik rood, of bleek,
10[regelnummer]
't Ontroert gemoed, dat spreekt schoon ik niet spreek.
Ia kan ik 's daaghs uw lieve naam verbloemen,
Wanneer ik 's nachts in soete droomen legh,
Dan hoort, o spyt, myn byslaap wat ik segh,
En hoe ik uw Roselletje gaa roemen.
|
|