Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
[137] Meedelyden, met Joanna Juliens, huisvrouwe van Dr. Wilhelm Boogaard.aant.Vriendinne naader dan vriendin,
Die 'k zoo uit plicht, gelyk om 't bloed bemin,
Uw kruis, laas, 't swaarste kruis,
Dat een vereenight huis
5[regelnummer]
Kan kruissen, kruist ook myn gemoed:
Maar 't is vergeefs, dat ons dat schreijen doet.
Zoo draaght een iegelyk syn pak.
Wy droegen meede ons lastigh ongemak.
Verlichte veel geklagh,
10[regelnummer]
Dat elk, om smarten, plach
Te storten, imands swaare quaal,
Elk traantjen woegh men op met goud metaal.
Gelyk wit bloeijende geboomt,
's Nachts, in de lent, met kraaltjes dicht gesoomt,
15[regelnummer]
Van kristallyne daauw,
Sich speent wel ruim zoo gaauw,
Zoo meerdert ramp, en ongeval,
Hoe imand meer syn rouw beweenen zal.
Getraan vermindert geen getraan.
20[regelnummer]
d'Ontsprongen bron sluit swaar syn lekke kraan.
Inwendigh heeft de pyn
Geroert, een vruchtbre myn,
Waar uit sy oovervloeit, en hoopt
Een suure sprengh, waar in se 't harte doopt.
25[regelnummer]
Wie kloek van aard, ontaart eens neight,
Voor weederspoed, werd staagh daar van gedreight.
't Vereuvelt lot werd best,
Met lydsaamheit, gequetst.
Wie, als een held, daar teegenstrydt,
30[regelnummer]
Voelt weinigh leeds, of blyft er van bevrijdt.
|
|