Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 620]
| |
[363] Horatius Liersangen, in Hollands vertaalt door J.v. Vondel. Aan den selven.aant.Rhynswaan, o Vondel, licht der Poësye,
Onder de starren van het roemryk Ye,
Lichter dan Maanlicht, in het nachtgetye,
By kleiner lichten:
5[regelnummer]
Fenix, hoe zullen onlatynsche monden
Dankbaar verheffen, dat ghe komt verkonden
Roomsche gesangen, op klaar Duits, ontbonden,
Van Flakkus dichten?
Nu zal men looven, en verwondert weeten,
10[regelnummer]
Wat voor een geest dien hoofdman der poeeten
Sinloos, maar sinryk, Godlyk heeft beseeten,
Schoon van begrippen.
Echter, o Amstel, die als, aan een kluister,
Van uw voestersspraak, sit geboeit, in duister,
15[regelnummer]
Smoort, in 't vertaalen noch een goede luister,
Van 's Liernaars lippen.
Vondels yvoore Roomsche lier vermaarde
Aufiders liedren grootelyks, na waarde,
Maar 't was onmooglik, dat hy niets ontaarde,
20[regelnummer]
Om Duits te spreeken.
Eeven als laaken van Romeinsche kleeren,
Om tot een Duitschen rok te fatsoeneeren,
Ook by den gaauwsten snyder spilt, in 't scheeren,
En saamen steeken.
25[regelnummer]
Als twist, in eendracht, van gemenghde tongen,
Volgens de sanghkonst, binnens huis, gesongen,
Niet zoo volkoomen komt, in 't oor, gedrongen,
Ver afgeweeken.
Ginder schynt Maro, van hem, in uw' taalen,
30[regelnummer]
Meede getuchtight, uit de locht, te daalen,
Om 't oud vennootschap welkom op te haalen,
Uit Amstels schoolen.
Daar slaan die voogels beide schoon hen wieken,
Geurigh van bloeisels, uit den hof der Grieken,
35[regelnummer]
Dat wy van booven op der aarde rieken,
| |
[pagina 621]
| |
Soet van vioolen.
Alwaar Bataavers, die het Rond omvaaren,
Seilende stuuren, door de woeste baaren,
Daar hoort men singen naa de wyse, en snaaren,
40[regelnummer]
Dier nachtegaalen.
Laaten van Anslo in 't herbouwde Roomen,
Vondels gedichten werden voorgenoomen,
Om zoo verwambeist, voor den dagh te koomen,
In Itals taalen:
45[regelnummer]
Dan zal de Tiber Maroos Iliaaden,
Seneka staatigh, in syn treurgewaaden,
Neeven 's Venuisers lier, met goude draaden,
Van nieuws aan prysen.
Maar ingoedborstigh zal hy rond uit bichten,
50[regelnummer]
Keulens, in Amstels, geestige gedichten,
Hoeven voor myne geesten niet te swichten,
Op zulke wysen.
Neerland zal moedigh, op uw vleuglen, vaaren,
En op het aardryk marmre kooraltaaren,
55[regelnummer]
Dankbaarheits teiknen, voor uw trotse snaaren,
Ten offer rysen.
|