Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
[216] Wisselbank.aant.Vermaarde jonge Wisselbank,
Den vinder heb men grooten dank,
Die uw gemak, voor Amstelaaren
Bedacht, en hun, van zoo een last,
5[regelnummer]
En sorgh ontsloegh, toen elk gekast,
Te vooren moest syn geld bewaaren.
Op 't midden van een bolle grond,
Waar vischers maat de netten bondt,
Op weinigh staaken te verluchten,
10[regelnummer]
Metst ghy, in 't raadhuis, diep gedelft,
Bewaakte schatten ooverwelft,
Zoo dat we brand, noch dieven vruchten.
Ghy zyt een goude, en silvre myn,
Veel ryker, dan de bergen zyn,
15[regelnummer]
Waar Spanjaards goud, en silver putten,
Tot d'allerleste moeder aâr,
Waar mee die seefgelyke schaar
Haar throon, en kryghsgeweld moet stutten.
O bank, o ryke wisselbank,
20[regelnummer]
Al heeft Fortuin uw naam in dwank,
Al dryven, als een zee, de sakken,
En af, en aan, uw ingewand,
Dat groeit, en wisselt zoo het pand,
Uit vreemde volkren ongemakken.
25[regelnummer]
U, nimmermeer ontfangens moe,
Voert ieder een syn rykdom toe,
Om waaren licht weer wegh te draagen.
De twee paar deelen van het Rond,
Op borghtocht van den Amstelmond,
30[regelnummer]
Met ons hun welvaart in u waagen.
Ghy neemt maar wel gewoogen stof.
Wat licht, of valsch is, of te grof,
Dat boet syn loosheit aan den knipper:
Die aan een goed, of quaad gemoed,
35[regelnummer]
Dat met de schaar gevoelen doet,
| |
[pagina 367]
| |
Op dat er niemand speel den slipper.
Wie sich wil dienen van syn geld,
Die kryght het daadlik, of bestelt
Een ceeltjen, wien hy wil betaalen:
40[regelnummer]
Men ooverschryft, in 't reekenboek,
De sommen groot, na syn versoek,
Men smeurt geen hand, met uit te haalen.
Men is voor valsche munt niet bangh,
Noch spilt met tellen uuren langh.
45[regelnummer]
De tyd is duurst voor handelaaren.
De dagh is kort, het jaar eindt rad:
Dies gaart men tydigh zoo een schat,
Waar van men ouder wel kan vaaren.
Schoon Hadria, op ouder brief,
50[regelnummer]
Mach poffen, van zulk beursgerief,
Beleid van Amstels schrandre buuren,
Dat streek de kroon, in koop, en goed.
Hier is de hoorn van oovervloed.
Och! mach dit ryk slechts blyven duuren.
|
|