Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
[67] Afscheid van Granade.aant.Granade, dat den rook der barrenende steeden,
Van solfer, noch van pek, als van een ooven siet,
Als in een ooven siet, rondom, en sonder iet
Te sengen aan den brand van Davids volk geleeden:
5[regelnummer]
Een hert omheininkt werd, om vryheit, min bestreeden,
Gelyk ook schubbigh vee waarom een vyver schiet,
Dan ik in uwen muur, en ruimgeslooten vliet,
Op dat de slaande geest daar binnen niet zou treeden.
Zoo klaaghde ik dagh aan dagh, om reisbroers wel een maand.
10[regelnummer]
Meer druppels uit de stroom, meer steenen uit de straaten,
Besprongen myn gesicht, dan bloed u heeft gegraant.
Nu zyn we sterk, vaar wel, o kostlike Granaaten,
Vaar wel, o Dar, die al van ouds hebt goud getraant,
Vaar wel, waarande, ik springh, en swem nu uitgelaaten.
|
|