Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 483]
| |
[289] Schetse van Venecie, opgedraagen aan Jan van Aalst, Jan Druivestein, Pieter Sluijer, Jan van Uffele, en Abraham Heirmans, kooplieden aldaar.aant.Van Aalst, doorkneede koopmans geest,
Myn huiswaard, als noch eens geweest,
Onthaalende, op beleefde wys,
En sonder dat ik wist den prys:
5[regelnummer]
Jan Druivestein, niet min doortrapt,
By wien de schaamte ook my beklapt,
Met roode kaaken, wan 't gemoed
Gedenkt, aan al 't genooten goed:
O Sluijer, en van Uffle saam,
10[regelnummer]
In wooningh, taafel, handel, naam,
In alls, wat een van bei verricht,
Aan wien ik meede blyf verplicht:
Gelyk ik ook de deuchd erken,
Die ik den vyfden schuldigh ben,
15[regelnummer]
Korts schaffer aan Milaan van sout,
Nu, aan den Genuees, vertrouwt:
O vrienden, wyl ik reisree staa,
Na huis, om u, langs Hadria,
Dat my zoo veel plaisiers aandeed,
20[regelnummer]
Te laaten, met groot hartenleed:
Zoo laat ik die een rymer ben,
En groot vermaak schep, met die pen,
Een rympjen, tot een krummel dank,
Op Neederlandsche maat, en klank.
25[regelnummer]
Vergeeft het my, soo ik wat swets,
Het is Veneci, maar in schets,
Met kryt beworpen, op 't panneel,
Best waardigh Sannasaars penceel.
In Holland seit men: gaa te mart,
30[regelnummer]
Met danken. Maar hoe kan het hart
| |
[pagina 484]
| |
Doen blyken, wat de mond verstaat:
Al eer het aankomt op de daad?
Dan zal geen slechte rymery,
Dat anders, was het poësy,
35[regelnummer]
Geacht mocht werden, u weer goed
Betoonen, dan met hartebloed.
Vaar wel, vyf vrienden, o! vaar wel.
Des Heeren heilige aadem hel,
Met saalge vreede, en seegenryk,
40[regelnummer]
Op zielen, van u al gelyk.
Vaar wel, wy zullen ons nooit sien:
Of 't moest, in 't Vaaderland, geschien.
Wie weet wat, tusschen ons, geschiet?
Geberghte ontmoet geberghte niet.
|
|