Inhoudsopgave
Aan den Leeser.
Op Draght, Aan het voortreffelijke, en Roemrugtb're Jufferdom, van Groningen.
Eer-Gedichten.
Nicolai Blancardi, Leidensis, Epigramma extemporale, In Poemata virtute & ingenio ornatissimae virginis Titiae Brongersma.
In Poemata cura ac ingenio elaborata á Lectissima ac Ornatissima virgine Titia Brongersma.
Aan de vond, Deugt, en konstrijke Dichteresse, Juffer Titia Brongersma, Op Haar Bron-Swaan. Of Mengeldigten.
Op de selfde
Op Deselfde. Klinkdigt.
De selfde weder aan de selfde.
Op deselfde.
Op de selfde. Klink-digt.
Op de Groninger Bron-Zwaan, Van den zoetvloeyende Digteresse Juffr. Titia Brongersma,
Op de Bron-Swaan Van de Ed: in kunst, wetenschap en deugt uytmuntende Juffr. Titia Brongersma.
Op de Titel-Print Vande Groninger Bron-Swaan, uitgegeven, door de Digtkunstige Juffr. Titia Brongersma.
Aan de vond en trand-rijke Digttersse Juff. Titia Brongersma Op de Tijtel-plaat van haar Groninger Bron-Swaan, of Mengel-digten.
Aan de Waterscheppende Juffers in de Tijtel-prent van de Bron-zwaan Of Mengel-dichten van de Geest-rijke Poëtersse Titia Brongersma.
Ter eeren van het schrander en weergaloos Werck, van de verstandige Juffer Me-Juffr. Titia Brongersma.
Aan de Ed. Deugtrijke seer Geëerde, en in kennis uytmuntende Juffer Me-Juffer. Oudilia S. Scherff. haar Ed opdragende de LofGedichten, en Geestelijke stoffen in't besonder.
De Groninger Triompherende Lely-struyk Verciert met Bloemenknoppen.
Aan de Hoogh-Edel, Welgeboren Juffer, Mejuffer Isabella Catharina Maria, Baronnesse van Heerema, toen haar Ed: Song onder 't speelen.
Aan de Hoog-Edele Vrouw Mevrou E.V.G.
Aan Juffrouw Anna de Haas. Die genood waar pekelharing te eeten dog: niet komende wierd haar Ed: eene gesonden, die dus spreekt.
Aen de selve
Aan de Ed. Juffer Susanna W. Die een korvie met bloemen gesonden wier van Karitate.
De Musch versoeckt de Nagtegal te Singen. J.J.J. A.D.B.
Zenobia Weduwe van de Keyser Obdenatus overwint de Persianen: en tegen een Leeuw strijt te Paarde sittende, die de Kuyste, en moedigste Vrou van de werelt was.
Op 't af sijn van J.E.J. Toen het froor, en Doyde; soo dat men onder, nog over, kon.
Aen Elisene. Toen het weer Ontdooyde.
Loff op 't Hunne-bed, of de Ongemeene, opgestapelde Steenhoop tot Borger. In Drenthe.
Replijk op het aartig Vers van de Hoog-geleerde Heer Ludolph Smids: my toe-gesonden Aan de gebroken Lyk-bus.
Eergedicht Op het inhalen van Sijn Vorstelijcke Doorlughtigheydt d' Heer Prins Henrick Casimyr, by der gratie Godts, Vorst van Nassauw, &c. Met sijn Doorlughtige, Hoogh-gebooren Gemalinne AEmilia. By der gratie Godts Princesse van Anhalt, &c.
Gesangh der Groninger Maaghde-Rey.
Welkoom-groet aan Wilhelm Georg Friso, By der Gratie Godts Prins van Nassauw, &c.
Op het Panegyris of openbaar Vreugden-eeuw, Van de vermaarde Academie tot Franeker, die den 29. Julij 1585 is ingewyt, en nu naa verloop van een eeuw, op den 24 Septemb. 1685. gedachtenis wort gehouden. Als mede Aan de Hoog en Doorgeleerde Heer mijn Heer Nicolaus Blancardus, Historischrijver des Graaflijkheydts van Zeeland, &c. Ouste Professor in d'Unieerde provincien eerste R. Magnificus van de tweede Eeuw.
Aan de Hoog-geachte Juffer Clara Gerlacius.
Aan de seer ge-eerde Juffer Oedilia Scherff.
De Grieksche Hippo springt gemoedigt in de baren: om de Roovers te ontkomen, liever willende met eere sterven, als in schande, en slaafs te leeven.
Aan de komst-lievende Juffer Mejuffer Johanna Folckers.
Op het geestig borduyren van Juffer Elisabeth Joly.
Op het aardig dansen, singen en speelen, van de H. Ed. G. Juffer Angenis De Besco.
Op het aardig kante naayen van Doek, van Iuffer Maria Joly.
Op het konstig kappe, en nettestrikken van Juffer Magdalena Joly.
Op de snege geest, van Juff. J.J. Carbon.
Aan de sneege en seer Ge-Eerde Juffer Johanna Cathius.
Aan de konst-lievende Juffer J.V.B.
Aan de seedige Hoogge-eerde Juffr. Barbera Sygers.
Op het geestig boetseeren, in Was, van Juffer Judith Joly.
Op het geestigh bloeme maken van Iuffer Catharina Joly.
Lof gesang
Het lof van Assen.
Aan de wijs-gierige Juffer Euphemia Mechteldt Schyr-Beeck.
An de Amstelsche Puyk Bloem Jr. Katharina Lescailie op het versoek, my enige van haar Ed. Versen te senden.
Aan Juffr. S.T.H. Haar nodende by mijn Swaantje aan de Bron te koomen.
Replijk op het aardig en sinrijk Vers, van de hoog-geleerde Heer Lud. Smids Med: Doctor tot Groningen doen ter tijt.
De Wanhopende Canens
Aan-spraak.
Droom, van Eliseen.
Te koudt om te Druken.
Aan de Konst-lievende Juffer Klara Barthols.
De Koninklijke Granida, en den herder Daiphilo.
Aan de snege Juffer Margareta Gratema toen zy me niet bond' op mijn Verjaar-dagh.
Aan de geestrijke Juffer Cornelia Blanckaard.
Mavors Wapen-vogel.
Antwoordt aan Juffer A.E. Costius.
Aen de Tooverende Circe.
A.J.M.J. Costius.
De Woedende Leeuwin of de Lionsche Amasone, die haar had verlooft aan een Edelman tot Lions die haar veragtelijk verliet, waar over gehoont, heeft Hem (: in Mans gewaat sijnde!) aangeranst, soo als sy uyt de Comedie quam, en door steeken, soo dat hy doot bleef liggen, voorgevallen tot Lions in de Maant Januarij 1685.
Op het Ver-Eert Trossje, geele Auriculen in de laate Herfst, die ik geplaatst heb boven de afbeldinge van Elisa Hangende in mijn Schrijf-kaamertie.
Aan den stuyrsen Groot-Vorst van Aquilon, of wreede Winter, toen het weer dooyde.
Aan de Hoog-waarde Deught, en Geestrijke Iuffer Me-Iuffer Ida Maria Veelkers.
Toe-Matie.
Op 't noden, in den Y-stroom te komen.
Aan Elisene.
Op het Inkleeden van de H.E.G. Juffer Anna Marg. Broersema. Die sich heeft gestelt onder de Banier en Ordre der Dominicanes wiens patronesse is: S. Rosa.
Op de ongemeene plaisierige Wandelplaats, de Cingel: buyten om de stadt Leeuwarden.
Aan de seer geagte Juffer S. Wilmsonn, Onder de naam van Amaril.
Op een bonte gekruyste Spin, Die eenige weken voor mijn vensterglas in haar net haar had verhouden, dog door een koude Noordewind verjaagt, en haar uyt gespan gebrooken.
Aan de Hoog-geëerde Godtminnende Vrou Mevrouw S.S.G.A.
Aan de Hoog-geëerde Vrouw Mevrouw W.V.B.G.B.
Aan de Geestrijke Vrouw, Mee-vrouw M.C.F.
Aan de Juffrouw G.V.L.
Aan de seer geëerde en goetaardige Juffer Anna Marg. Valcke.
Aan de Eer en Deugdrijke Juffer A. Gemmenig. Die versochte het Swaantje naa haar E. te willen senden.
Aan het kleyne, en Geestige Juffertjen Aleyda Flugger. Op het aardig Teekenen.
Aan Diana.
Aan de Geestrijke Juffer Swaantie T.H.
Op het Portrait van Juffer S.T.H. ingedachten, en in't afwesen gedaan.
Aan de selfde.
Cleonte aan Eliseen.
Aan Juffer S.T.H. onder de naam van Philis, die haar met een Mes in de hant sneed.
Antwoort aan Philis die vreesde vergeten te werden van Cloris.
Aan Althesibé.
Aan de Goet-aardige Dorimeen.
Aan de Hoog-Edel gebooren Juffer Ida Isabella Ripperda.
Aan de Eerwaarde Konst-lievende Juffer Elisabeth Celos. Toen haar E. song.
Plicht-offer Opgedraagen aan de kunstlievende Liefhebbers, en Musicijns, van Doccum.
Op het vertrek van Elisene Naar Vrankrijk.
Op het vertrek van Eliseen naar Frankrijk, en de perijk'len onder weeg.
Op het onverwagte Leet, en Siek vinden van Eliseen.
Op de nieuwsgierigheyt van Juffer E.J. die midden door de Ruitery hene drong, en geen vrese had voor 't Paarde trappelen, en 't Schieten, daar sy gebeden wierd' niet te gaan.
De klagende en verlangende Alcionee.
Aan Juffer Klara Barthols Die van voorneem waar my te besoeken, doch belet door eenige voorvallen, wederom genoot wert.
Op't seggen de Digt-Konst uyt andre Boeken te soeken, en te schrijven.
Op 't Treurspel van Roderik, Konink der Gotten, of de ondergank der selver Regeringe in Spangien, Gerijmt door de hooch Geleerde Heer Ludolf Smids, Medecijne Doctor binnen Gron.
Op het Wangedrocht, de Tweedracht, of Oorlogh.
Aan Phillis.
Aan Juffer S. Wilmsonn, Die bloemen gesonden wierde op Pinxteravont: van Caritate, die bestrooyt waaren met Silver-sant.
Aan mijn waarde Suster A. Brongersma
Aan de jonge en Minnelijke Flora, Juffer H.J.
Herders Klagt.
Aan de Hoogwaarde Juffer J.B.F.
Op een brandende Lamp, die geweldich spartelde, zijnde Pallas en Vulcaan, Oly, en vuyr.
De klagende Melinde, over de doot van Tirsis.
Voor M.A.L.H.E.J. Vertonen een Zephirus.
Op 't Jaar 72.
Silindor aan Cloris.
Op een Woekenaar.
Aande Trouw Loose Odace.
Aan Laurane.
Hercules aan Dianire.
Op het vertrek van den Hoog Ed. Geboren Heer Mijn Heer Carel van Roly, Baron van Rolij, en de Wel-Gebooren Vrouw Mevrouw Anna Elisabeth Conders, van Helpen Baronnesse van Rolij.
Aan de seer geleerde Heer Andreas ten Have Bedienaar des Goddelijken woords Ter Pekel A.
Aan de Hoog-geleerde Heer, en puyk Poët Ludolph Smids Medecijne Doctor, Op sijn Gallery der vrouwen.
Aan den seer geleerden Heer en soet vloeyende Poët Samuel Munkerus.
Aan de Hooggeleerde en Soet vloeyende sinrijke Poët Mijn Heer M. Gargon, Toen sijn Ed. my eenige verssen op mijn Bronswaan gemaakt had gesonden.
Aan den seer geleerde sinrijke Poët Mons. J.J. Monter Toen sijn E.E. my eenige versen gesonden hadde.
Aan de Sinrijcke Friesche Puik poët Adriaan Tijmens.
Aan M.J.J.M.
Aan de sinrijke Rijmdigter, d' E. Heer M. Gargon.
Aan mijn waarde Broeder Conraad Brongersma.
Op het uytnemende Tekenen, en Rekenen van Mons. P. Joly.
Op het ongemeen schrijven van Mons. J. Joly.
Den Ontwapende Mars,
Antwoort aan Monsr. J.J.M.
De Geestelijke stoffen
Op Karstyt.
Op Goede Vrydag.
Op Paaschen.
Op Pinxter.
Toe-matje.
Troost-Borne.
Overdenkinge op het Lijden Christi En aanspraak tot de Pijnigers sijns Lichaams.
De Lijbanonsche Herderin, spreekt.
Op de geboorte onses Heeren Jesus Christus
La Belle Iris.
De Gestelijke Bruyt
[Hoe vraagt gy waar mijn lief sich hout]
[Gelijk een versse Roos]
De Geestelijke Bruyt spreekt:
[Wat blinkende lichten]
[Dus belommert van de boomen]
[Ik waar in't sagte dons geweeken]
Gesangen
Aan de Welgeboren hoog Ed. Juff. Catharina Isabella Maria, Baronnesse van Heerema. Haar Ed. opdragende de Gesangen, en de Vertalingen in't besonder.
Op de ongemene Lauwer-boom staande in't Lusthof van de Ed: Heer J.v.B. Die door de felle koude uytgevroren, en naderhant afgekapt. Waarin als de Poëten seggen Dafne verandert is.
Op de selfde Boom, wederom Uytlopende, die nieuwe Lootjes schiet.
[Ik quijn gelijk de Tortel doet]
Op het vertrek van Elisa naar Duytsland, dien geleyde wierde gedaan aan de Zuyder Zee waar het doen tertijt geweldig Stormde, en Reegende,
[O aangename Bosch, en lust prieel der Goden]
Op de Vermaaklijkheden van Borger, in Drenthe.
Op de Wederkomste van Elisa uyt de Pals en het onder wegen zijn,
Op 't Verjaren van de Hoog E. G.V. M.V. H.M.B.V.S.
De vernoegde Herderin,
De verlangende Tirsis
[Gy sijt dan tot getuyg O! naar geboomt'!]
De onvernoegde Doris.
[Ah! ah! waar vlugt ge voor mijn Arethuse?]
Silvander aan Hylas,
Aan de slapende Elise
Voor L.E.C.
Op de Doodt van Dido, die ook Elisa heet.
De Klaagende Melinde.
Voor Mejuffer A.D.B.
A.G.K.
Op de Heerlijkheyt van de Thee,
A.M. C.H.E.L. op't laaste afscheyt,
Voor J.A.J.D.L.
Aan de kuysche Jaght-Godin Diana die met haar Nimphjes op de Drijlsche hertejagt gaat.
Apollo spreekt.
T'Samen-Spraak,
Op 't gesicht van de Afbeeldinge van Eliseen, Cleonte aan Eliseen.
De verlatene en stervende Acis.
A la chaste Diane, Mad. J.E.J. qui fait la chasse a drijlst avec ses Nimphes.
Tirsis a Elise.
Sur un Bouquet des fleurs qu'a envoyez la jeune flore. Mad. H. Isinge a Philis, Mad: E.J.
Aminte a Philis.
Un autre.
T' Samen spraak
Hotse mans Vryery,
Op een Swaantje T.H.S.
[Hoe lang verkoren Adamant]
[Schoon de Griexse Phoebus dondert]
[Helaas wat baat het Phylis dat ik om u ween]
Af-beeldingen.
Aan de Geestrijke, en in Deugt uyt Muntende Juffer, Elisabeth Joly, Haar E. opdragende, De afbeeldingen in't besonder.
Op de Af-beelding van J. van Vondel.
Op de Afbeeldinge van de Coninginne Dido haar met een Swaardt Dodende.
Op de Afbeeldinge van de Keyser Nero, hangende in een duystere kamer.
Op de Afbeeldinge van den Eerwaarden, Wel-geleerden Heer Mijn Heer Nicolaus Blancardus, Professor tot Franeker.
Op de Af-beeldinge van de Deugt, en Geestrijke Juffer Mejuffer Cornelia Blancaard,
Op de Af-beeldinge van den seer Geleerden heer, mijnheer Joh. Mensinga, Professor tot Groningen.
Op de Af-beeldinge van de Deugd en Konstrijke Juffer, MeJuffer Elisabeth Joly.
Op de Af-beeldinge van de Deugtrijke Juffer Mej. Anna Ma. Blancaard.
Op de Af-beeldinge van de hoog Ed. Geb. V.M.V. Titia Ruffelart A.B.V.M.
Op de Af-beeldinge van de hoog Ed. Geb. V.M.V. Theodora Louisa Sternzee, A.V.M.
Op de Af-beeldinge van de hoog Ed. Juffer MeeJuffer Houwkjen van Glinstra.
Op de Af-beeldinge van de hoog Ed. Juffer Mejuffer Louisa van Glinstra.
Op de Af-beeldinge van de geestrijcke Juffer Margareta G. de David.
Op het uytgehouwen Beelt van de Friesche Puik, dichter Adriaan Tymens, gedaan door F. staande in sijn E. Kamer op een Pylaar, hebbende geen Crans om 't hooft.
Op de Af-beeldingevan den Franschen P. Ronsard Prince der Poëten, met devis.
Op de Af-beeldinge van een Gans vluchtende voor de Lauwerboom,
Op 't gesigt van een vliege, vliegende om een brandende Fackel:
Op de Af-beeldinge van een Hert luysterende naar't gespeel van een Feel,
Op de Af-beeldinge van een die wel gestevelt is, gaande door een weg vol dorens, met devis
Op een Geschilderde Bloem: die verflenst haar blaatjes laat vallen,
Op de Af-beeldinge van Polixena Die geoffert wert op het graf van Achilles door Pyrrhus.
Op de Afbeeldinge van een Sater die een Nimf vervolgt die in 't rennen van vrese omsiet wiens Minnaar haar volgt, om'er uyt sijn klaauwen te redden.
Op de Afbeeldinge van de Verloste Andromeda door perseus! die haar de geboeyde Handen ontbint, geschildert door Stocade.
Van een Rose-tak, waar op een Bye sit, suygende Honig uyt eene van die Rosies, met Devis.
Op de Af-beeldinge van Juffer Anna Maria Schuirmans, hangende in 't voor huys van J.J.K.
Op de Af-beeldinge van Cefalus, en Procris daar zy hem de schigt, met de hont Lelapa vereert, die nooyt misten.
Op de Af-beeldinge van mijn Eerwaarde versturven Vader en Moeder, hangende in mijn Kamer.
Op de Af-beeldinge van Hoop Geloof, en Liefde, klimmende op een Piramide met devis,
[Sibrig sis wier rinste sey]
Verjaar-Dichten
Aan de snege Juffer Johanna Kathius. Haar offerende de Verjaar Gesangen, in't besonder.
Aan Juffer Mee-Juffer Sybille Bothenius. Op haar E. Verjaren.
Verjaar-groet Aan de Hoog-geëerde, Deugtrijke Juffer, Meejuffer. Barbera Sygers.
Op het Verjaren van de Deugdenrijke, en geestige Juffer Elisabeth Joly.
Op het verjaren, van de seer geachte, en Deugdrijke Juffer Henderika Tymans.
Op 't Verjaaren van Mee-Juffer. Ester Person.
Geboorte-kroon Ter Eeren van de Hoog-geleerde Heer en Puyk-digter Ludolf Smids. Medecijnen Doct. binnen Groningen.
Aan de geestige Juffer MeeJuff. Cornelia Blancardus. Haar E. opdragende de Lijk-gesangen, en Raatsels in't besonder.
Lijk-Gesangen,
Lyk-klagt Op het haastigh Overlijden van de Hoog Edele Personen: voor de eerste de Deugtminnende Heer mijn Heer Oene van Glinstra, ende daar naa de uytmuntende, wijse, en Eerwaardige Vrouw Mevrouw Eleonora Bouritius, anders Glinstra, Soon en Moeder.
Uyt vaart Van de Hoog Ed: Gebooren Vrouw Meevrouw Helena Maria Baronnesse van Zchwart-senborg, en Hooglants-bergen, met 3 van haar Ed. Kinderen. Gemalinne van den Hoog Edelen Gestrengen Heer T.V. Ailva. Grietman op Rinsema-geest.
Graf-dicht Op het overlijden van de hoog Edele Geb. Juffer Maria Elisabeth van Marckelsbach, mijn waarde Vrindinne.
Lyck-tranen, Gestort over de Doodt van de Eerbare Deugdenrijke Juffrouw Maria A Tinge, Huisvrouw van de hoog-geleerde heer Ludolf Smids, Medecijnen Doctor binnen Groningen. Ter Aarde bestelt den 8. Iul. 1672.
Lyk-klagt Over de Dood van de Deugtrijke Juffer, en Nicht Margareta Gratema, Overleden binnen Groningen den 1686.
Lyk-kroon Gevlochten: op het haastigh, doch Godtsalich overlijden van de Hoogwaarde, en in Deugt-uytblinckende Juffrouw Maria van Amama. Gemalinne van de E. Heer Johannes Jonghbloedt.
Lyk Klagt Over de Doot van Mijn Heer J. de Bruyn, Predicant binnen Doccum.
Op het Godtsalig overlijden van den Hoog Edele Gebooren Heer, mijn Heer Onno Tamminga, in sijn leven heer van Luydema, en Dynasta, in Usquert, &c.
Lyck-kroon Gestrengelt Over het afsterven van den Hoog Geleerden heer Theodorus Alma Uchtman, Griecx en Latijns puyck Poët binnen Groningen.
Graf-schrift,
Bruylofts-gesangen.
Aan de Hoog-Geëerde Juffer Meejuffer Susanna Wilmsonn. haar Ed: opdragende de BruylofsGedigten, met de Omgeefsels, in't besonder.
Ter Bruyloft Van de E. seer geaghte Heer Mijn Heer. Jacobus Groothuys. als Bruydegom. En den Hoog begaafde en Deugden rijke Juffer Mee Juffer, Susanna van Wilmsonn als Bruyt,
Bruylofts-liedt Uytgeschatert ter Eeren van den hoogh Eedele en Eerenfesten Heer mijn Heer Gysbert Mathias Kriex En de Hoogh-Eedele gebooren, en Zedenrijke Juffer Me-juffer, Margareta d' Mepsche Vereenicht in den houwelijken staat den 23. Sept. 1684.
Vertalingen:
Uyt de France Enigmes.
Een ander.
Een ander.
Een ander
Een ander
Een ander
Een Ander
Een ander
Een ander
[Waarom O! min ontstelt gy dog mijn rustig leven]
[Als ik gedenke aan de pijnen]
[O! Schaduw van mijn lief, beklagelijke lommer]
[Wat baat mijn Liefde nu de Lente vvert herboren]
[O Strenge Winter vol verdriet]
[Wanneer ik vvaar gelieft van d'Herderin Dorinde]
[Ah! dat ik voel d'onrustigheden]
[Neen, neen ik koom niet meer in't vvoudt]
[Gy vraagt waarom ik schuw u Son gelijke ogen]
[O! doot, koom eyndig dog dit mijn beweenlijk leven]
[Vreedsamig hert bereyt u dan]
[Sie daar Philis het puyk der bloemen]
[Gy Nimfjes van het bos, en watervloeden]
[Ah! dat een Minnaar is]
[Coom hijr in't bos om te volgen mijn schreen]
Omgeefsels.
Een roosje.
Een kransje.
Op de wraak.
Narcis.
Sijn Liefste by een Roos te vergelijken, of Serviteur.
By-vallen
Plicht-offer Aan de E. J. de Wolff, Puyk Tekenaar, en Schilder binnen Groningen, die mijn Bron-Swaan, of Tijtel-Prent getekent heeft.
Aan J. Purmerënt, en H. Vlaak, die mijn Bron-Swaan door de Druk-konst hebben aan den Dach gebracht.
Dank Offer aan de E. Joannis Fedensma Schilder, voor sijn gesonden vers, op mijn Bron-Swaan,
Raatsels.
Een ander.
Druck of Letter Fauten.