De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Toon, Nymphes des Eaux.HOe Heerlijk bralt dien Puik-Son in het westen,
Hoe Lieflijk beflikkerts' het Princelijke hert,
Dat door haar Glans vermeestert wert,
En waar op hy gaat vesten
Sijn gans vermogen, want dien Morgen Roos,
Dien hy uit duisent aangenamen geuren koos,
Die komt hier dan nog ten lesten,
Bestormen door 't minlijk gesigt:
Dien Helt, voor wien self Mavors swigt.
Plukt Mirthe-blaan, en groene Lauwerieren,
Bestrengel dit paar met Ydalisch cieraat,
Wijl Cipria geboogen staat
Om haar voort op te cieren,
Ah! rooptse ah! mijn schoonheyt is nu niet,
Een andre Venus heeft dees Mars in haar gebiet
Koom laat ons haar Feest-dag vieren
Wiil Anhalt, Nassauw is soo waart,
En Peleus, met sijn Thetis paart.
|
|