De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– AuteursrechtvrijTitia Brongersma, De bron-swaan, of mengeldigten. Carel Pieman, Groningen 1686
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 474 K 20, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De bron-swaan, of mengeldigten van Titia Brongersma uit 1686.
redactionele ingrepen
Door het gehele werk zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd.
fol. §1r: stemegschal → stemgeschal: ‘waarom hoort men hier geen stemgeschal’.
p. 4: weelliever → weel liever: ‘K' weel liever op de kruyn van Penus’.
p. 11: Sonnenbralen → Sonnenbrallen: ‘EerTroon sult als Goude Sonnenbrallen’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 14: ecn → een: ‘En stel V Groote Naam tot een onsterflijkheyt’.
p. 15: 1585 → 1685: ‘die den 29. Julij 1585 is ingewyt, en nu naa verloop van een eeuw’.
p. 16: nw → uw: ‘Als overwinnende bepruykt uw silvre hairen’.
p. 19: moordcn → moorden: ‘Want gy dog nimmer waart van't mensche moorden moê’.
p. 19: gegemoedigt → gemoedigt: ‘Hippo springt gemoedigt in de baren’.
p. 20: Et → En: ‘En 't deftigste juweel, maar gy moest sneeven’.
p. 22: smeedeu → smeeden: ‘En weet daar op door 't puntig staal te smeeden’.
p. 24: bewaareu → bewaaren: ‘Laat vrees haar kroost bewaaren’.
p. 26: schnyl → schuyl: ‘sie de bloem-Godes ter schuyl gekropen’.
p. 27: ecn → een: ‘Een Flora, en een wonder van ons tijt’.
p. 31: speyen → spoeyen: ‘Maar wilt u hastelijk by haar in't brontje spoeyen’.
p. 32: trow → trouw: ‘Soo heeft by dan aan my sijn trouw gevonden’.
p. 34: goloof → geloof: ‘dat ik op V Eedt, en schrift 't geloof mag bouwen’.
p. 38: L ep → Liep: ‘Liep dan het hoeve vogt, en toon een glans’.
p. 39: oube → oude: ‘Ik hoor de oude haan van Mavors kraayen’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 45: getekenen → ketenen: ‘wreedaart, die ge hat in ketenen gesmeet’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 62: Y sche → Ysche: ‘Geen Ysche stroom Godes hoe rijk van glans’.
p. 66: bljven → blijven: ‘En Eliseen hier eenich blijven laat’.
p. 67: de ontbrekende regel is, conform de Druck of Letter Fauten op p. 239, tussen vierkante haken toegevoegd.
p. 74: Roedrik → Roderik: ‘HEeft Roderik de staf der Gottsche heerschappyen’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 74: beswkijkt → beswijkt: ‘Dog met dees Nederlaag beswijkt mijn Swanne veer’.
p. 78: verdwinen → verdwijnen: ‘Moet ik verdwijnen’.
p. 81: vergaau → vergaan: ‘Soo sult ge sien dat ik vergaan sal voor u oogen’.
p. 82: rnst → rust: ‘Of op u Fluytje 't geen mijn rust quam storen’.
p. 82: daat → daar: ‘Uyt sijn elend, daar 't mijn is uyt gesproten’.
p. 83: nyt → uyt: ‘Vrouw Flora trekt de sugt uyt u begeurde kranen’.
p. 88: aspes → aspis: ‘O! brave herder, waar ge d'aspis houwt bedolven’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 89: Ny → Nu: ‘Nu gy U kudde voert in vree Ten Haven in’.
p. 104: elsen → knelsen: ‘Daar waar ik sie 't onregt mijn Heylant knelsen’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 104 v r → ver: ‘Soo ver het volgen kon hebt ingedooft’.
p. 105: Wanner → Wanneer: ‘Wanneer men sag sijn Geest ten Mond uyt woen’.
p. 110: Iri → Iris: ‘La Belle Iris’.
p. 121: IIk → Ik: ‘Ik waar in't sagte donsgeweeken’.
p. 129: anstig → angstig: ‘En 't angstig Haasje vliedt dat nimmer oog'leen luykt’.
p. 136: soo g'se → soo se: ‘ik smoor in verdriet, soo se langer vertoeft’, conform Druck of Letter Fauten.
p. 148: wijl's → wijls': ‘Wijls' het voor een Latmus nam’.
p. 158: mijin → mijn: ‘In mijn verliefde oogen’.
p. 161: beanx → beaux: ‘Vos beaux jeux, & tous vos charmes’.
p. 162: Elisemon → Elise mon: ‘Elise mon object, Elise que j'honore’.
p. 163: vons → vous: ‘Elle se vous desja Esclore’.
p. 164: caeur → coeur: ‘Qui me veu tirer son coeur’.
p. 168: Soa → Soo: ‘Soo sult gy sijn mijn Lust tot aller tijdt’.
p. 171: Waarem → Waarom: ‘Waarom gy my dus tert’.
p. 174: KArtaagschë → KArtaagsche: ‘KArtaagsche Elisae moet gy dan’.
p. 179: nyt → uyt: ‘Haar lof beschrijven, en haar gaven uyt trompetten’.
p. 183: tdijt → tijt: ‘Een zegen, en altoos, een gulden tijt’.
p. 183: spteeken → spreeken: ‘Wyl sy als Kato wel te spreeken weet’.
p. 187: Lanwerkroon → Lauwerkroon: ‘Wat Lauwerkroon sal't lof bereyken moogen’.
p. 187: Afbeeldeinge → Afbeeldinge: ‘Op de Afbeeldinge van een Sater die een Nimf vervolgt’.
p. 188: Liefijck → Lieflijck: ‘>Hoe Lieflijck strookt hy haar geboeyde handen’.
p. 189: Eu → En: ‘En dat ik selfs het Bytie wesen moet’.
p. 190: sterkeen → sterk een: ‘'T schijnt dat hoe sterk een suyl sig toent’.
p. 191: ont schaken → ontschaken: ‘Haar by sijn quam ontschaken’.
p. 196: vlncht → vlucht: ‘En wijken voor de vlucht van Meles blanke Swaan’.
p. 204: hebr → hebt: ‘Ag ag! barbaarsche Doot gy hebt my overrast’.
p. 206: Elsc haddays → Elschaddays: ‘Om voor Elschaddays Troon, en sijne Mayesteyt’.
p. 208: iu't → in't: ‘Maar die nu vrolijk queelt in't Choor der cherubijnen’.
p. 209: do → de: ‘Gy moet Belauwert hooft: de nootlots wrange plagen’.
p. 210: Godrsalich → Godtsalich: ‘Lyk-kroon Gevlochten: op het haastigh, doch Godtsalich overlijden’.
p. 212: gelnk → geluk: ‘En stel u Troost in haar geluk’.
p. 213: nn → nu: ‘Is nu de Nek tot aan de gront gedrukt’.
p. 215: schutrer → schutter: ‘Dien Vader, en beschutter van de staat’.
p. 219: de kop ‘Bruylofts-gesangen’ staat in het origineel op p. 220. Op p. 219 staat echter het eerste bruiloftsgedicht. De kop is daarom op p. 219 geplaatst.
p. 219: alreee → alree: ‘Daar 't heeft alree sijn wieken uyt gespreyt’.
p. 221: beswierr → beswiert: ‘Waar men de Sitplaats van de Bruyt beswiert’.
p. 223: Bruylofts-Gedichdichten → Bruylofts-Gedichten: ‘Eynde der Bruylofts-Gedichten’.
p. 225: amder → ander: ‘Een ander Toon: Amour Cruel Amour’.
p. 225: schelld → scheld: ‘Laat my in rust O! min, weg wreede ik scheld u quijt’.
p. 227: Toou → Toon: ‘Toon: Anfin de nos bergere’.
p. 235: Roots → Rots: ‘Waar 't Rots gevaart een Spring-aar vloeyen doet’.
p. 238: Klijppen → Klippen: ‘Soo ben ik als Christale Klippen’.
p. 239: PAag. → PAg.: ‘PAg. 11 in de vierde regel het laatste woort’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (II) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
De BRON-SWAAN, Of MENGELDIGTEN van TITIA BRONGERSMA Bestaande in Lof-Gedigten, Geestelijke stoffen, Gesangen, Af-beeldingen, Verjaar-gedichten, Lijk-klachten, Bruylofts-sangen, Vertalingen, Byvallen, Omgeefsels, en Raatselen.
Tot GRONINGEN,
Gedrukt, By CAREL PIEMAN, Boekdrukker tussen beyde Markten; Anno 1686.