De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Sonnet.DVs plagtmen Cesars hooft met Lauwerblaan te pronken
Wanneer de zeegekar hem bracht op't Capitool:
Gelijk O Smids de schaar u kranst van Phaebus school
Met Dafnes kruinloof uyt Castalius spelonken.
Wijl Gy als stichter van het nieuw herstelt Parnas
Soo heylsaam op die Rots het Dichterdom doet groeyen
Dat zy als stroomen uyt de Watersprongen vloeyen,
Op wiens tweespitste Top nooyt soo veel speelstrijt was.
Hoe klinken daar ay! hoor: die deftige Gesangen,
Wat Eng'le tongen slaan die boven mensche klangen
Soo ziel verruckend' op een volle Fluit accoort.
Iaa 't is om dat dees Dach van u gewenst Verjaaren
Die Gorgeltoon doet aan besnaarde Lieren paaren
Die uyt Trompetten het geluk: op u Geboort'.
|
|