De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Aan de geestige Juffer MeeJuff. Cornelia Blancardus. Haar E. opdragende de Lijk-gesangen, en Raatsels in't besonder. HEt is dan eens gelukt te horen Het Swaantje dat uyt blijtschap singt En vrolijk op de baren springt, Wijl dat het moedich komt te voren. 't Waar lang gedoken onder 't lies Daar 't klevend mos sijn hooft bewies Waar onder 't scheen van druk te smoren, Het swiert op pluymen spoedich heen Tot u, en wil de Lijkgesangen Opdragen, en Geraatselklangen, Het komt gemoedicht tot u treen: O! schrandre Maacht: om u t'ontdekken Hoe 't nu sijn kromme hals mach rekken, Die eerst als ingekrompen scheen. En 't sal wie 't spijt het lof uytgalmen Van die, verdienen d'Eere palmen. Eynde der verjaar Gedichten. Vorige Volgende