De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Mavors Wapen-vogel. Ik hoor de oude haan van Mavors kraayen, Die in de dageraat hem hooren laat, En 't hoender kot met pluymwerk koomt beswaayen, Daar hy verbreydt: het geen behelst de staat Van 't groot belang waar in geen uyllen herssen, Maar Marsias: de Regter is van als: Schoon and're Saters op hun tanden knersen Om: seggen zy: sijn oordeel is maar vals, [pagina 40] [p. 40] Hoewel 's om hem wel eer als wolven huylden, Wanneer Apol dien bul de huydt afreet, En onder 't kreupel-bos van schaamte schuylden, Dog nu is't weer verkeert, maar wijl men weet Dat sulke vogels met de winden waayen, Ist nut dat sig de weer haan daar naa stelt Want dit gebroed weet sig met om te draayen, Waar't vonnis maar van wint-bol wert gevelt. Dies seyt hy niemant weet op sulken toon te krijten Als dese Haan, en kan wel tegen hondert bijten. Vorige Volgende