Lyck-tranen, Gestort over de Doodt van de Eerbare Deugdenrijke Juffrouw Maria A Tinge, Huisvrouw van de hoog-geleerde heer Ludolf Smids, Medecijnen Doctor binnen Groningen. Ter Aarde bestelt den 8. Iul. 1672.
Mijn schagt leg af het kleed bepruijkt met pronkcieraden
Hang aan de wimpels van de droeve Lijk-gewaden
Wilt u in plaats van inkt met pekeldauw versaden
Nu gy gedompelt siet
Maria 't waarste pant van Smids in donk're Mijnen
Wiens Deugde Son voor hem soo lieflijk plag te schijnen,
Maar die nu vrolijk queelt in't Choor der cherubijnen
Een heylich Hemelliedt.
Wel aan dan waarde Heer sluyt toe de Tranesluysen,
En laat niet meer die stroom van d'oogeranden bruysen
Wiens doffe dampen doen vermaak, en moet verhuysen
O! Phenix, die Parnas
Hier als een vaste zuyl haar last koomt ondersteunen,
En op wiens schouders gy het groot Gebou laat leunen
Diens dapp're Veederslag den Helicon doet dreunen
'k Vraag dan komt dit te pas?
[pagina 209]
[p. 209]
O! neen de Dootbus hoort naa geen geween nog klagen
Gy moet Belauwert hooft: de nootlots wrange plagen
Hoe swaar die zijn, voor licht, in u gemoet verdragen.
Hoe wel het heeft sijn reên
Dat gy u helft betruyrt, die gy hadt uytgekoren
Met wien gy al de lust, en vreugde hebt verlooren
Doch dit, is Haar, en u, van d'opper Godt beschoren