De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Graf-dicht Op het overlijden van de hoog Edele Geb. Juffer Maria Elisabeth van Marckelsbach, mijn waarde Vrindinne. 'K heb om het sterven van Mary Helaas mijn oogen root gekreten: Diens yd'le gaaf geen medely Heeft koonen voen in haar Geweten. Het koude Lijk heeft geen gehoor Het blijft als Rotsen onbewogen, [pagina 207] [p. 207] En of ik d'hemeldak doorboor Of in den afgront waar getogen. Niet helpter aan't verstijfde Rif, Jaa schoon ik stremd' tot herde stenen En slingde my gelijk het klif Rontom de droeve Graf-baar henen. Of als de Dochters van de Son In Amberdropen waar gestollen, Of in een bitt're waterbron, Of hooge klippen opgeswollen. Het is vergeefs, en al om niet, Auroor heeft door haar bracke regen, Haar zielkroost, die sy sneuv'len siet, Nooyt naar haar wens weerom gekregen. Dies gaa ik met dien Morgen-roos Verbleeken, en des avonds deelen Mijn Tranen dauw op kruyt, en bloos, En eeuwig 't Lof haar's Deugden quelen. Vorige Volgende