Uyt vaart Van de Hoog Ed: Gebooren Vrouw Meevrouw Helena Maria Baronnesse van Zchwart-senborg, en Hooglants-bergen, met 3 van haar Ed. Kinderen. Gemalinne van den Hoog Edelen Gestrengen Heer T.V. Ailva. Grietman op Rinsema-geest.
DUs draayt de spil op d'ass van haar veranderingen
Moet dan mijn Treurheldin : naau van de Rouw ontlast
Al weer het klagliet van Heleenaas Lijk vier singen
Ag ag! barbaarsche Doot gy hebt my overrast,
'K dagt niet de Trant op soo een droevewijs te setten
'K dagt niet gy sulk een Telg op 't kragtigst, sout verpletten.
Waar 't niet genoeg dat gy de Lootjes Seysden af
Moest yust de Tronk soo vast nog op haar Edle stangen
Met eenen slag ter neer verhuysen in het Graf
En van de hout mijt haar de Tombe mee omvangen?
O Lant-plaag ag het schijnt geen offer stilt u wraak
Gy neemt in 't vellen, van de braafsten u vermaak,
Die schone bloem: die Roem, van 't Trotse Hooglants bergen
[pagina 205]
[p. 205]
Maria 't kostle schat van onwaardeerbre prijs?
Die nooyt aan ymant quam met hoogmoet d'ogen tergen
Maar d'arme onnooselheyt dee voen met reden spijs.
En laaf de weeuw, en wees: gelijk een milde voetster
S' waar de verdruckeling een steun, een troost, een hoetster,
Helaas dat puik Juweel is ons te haast ontrukt
En in het nederdal der stoffen op geslooten,
Die Hemel Roos is met haar knoppies af geplukt
En waar aant stamhout tot de wortel om gestooten
Soo niet de spruisen van haar eerst begroende Lent
Op d' Erf-tak van haar Beelt, en Naam was ingeënt.
Waar op nu bralt haar glans geset in eygen wesen
Daar d' Zchwertzenbergsche pronk beperelt in de Rang
Koomt uyt d' aal oude asch als Phaenixen gereesen
En hout de voortogt van der duitsche helden gang,
Die die nu sijn berooft van 't waarste deel der aarde
Van haar Vrouw Moeder die nooyt 't Liefde voor haar spaarde.
Om wien dat jder truyrt en met haar kroost versmelt
In klagten, en om wien een stenen hert moet sugten?
Ag ag! is sulk een suil soo plots ter neer gevelt
Wat swakheyt sal die slag van 't groot gewelt ontvlugten
Geen Zee van tranen hout de Dootsche schigten in,
Die maaken al een eynd' daar't schijnt maar een begin.
[pagina 206]
[p. 206]
Wat helpt dan 't naar gekrijt ey Ailva staak het wenen
U waarde Gemalin, u Troost, u Morgen Son
Is neergedaalt, zy heeft u Orisont beschenen,
Zy rust nu van haar loop: en slorpt de Nectar Bron
In 't Saalige Eden hof daar Hemel Aders vloeyen,
Die haar bekroonde Ziel met Nardus dau besproeyen.