De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 132]
| |
Toon, Sombre Forest.RYs op Rijs op, O Son van mijn gemoet,
Al lang-genoeg ter schuyl gekropen,
Schoon men V drenkt met lekker druyven bloed
In 't Palatijnsch gebergt, en let in 't ommelopen,
Ay dring V Paarden aan, vertoef niet, wijl gy weet
Hoe ik door groot verlangen
Als een Klitie staa gereet:
Om V mijn Ligt t' ontfangen
Die ze laat vol herten leet.
Siet Gy ziet hoe Auroor de weg bereyd
Die op haar Safferaante wagen
U viegend Rosgespan de teugels leyd,
Om haar te rasser door de wolken heen te Iagen
Ik heb hier nog bewaard dat kost'lijk Hert-klenoot
Waar mee 'k V sal bepronken
Soo ge my maar haast weer bood
Een straaltje van V Lonken,
Want mijn lijden is te groot.
| |
[pagina 133]
| |
Ah! Coom, of ik beswijk, helaas! hoe kan
Ik V geflonker langer missen?
Of laat gy my geheel vernielen van
Het schriklijk Moort gedrogt der nare duysternissen,
Maar neen ik sie van 't hoog V goude wielen gaan
Die gy allenx doet dalen,
Ah! se schieten op my aan
Verberg niet meer V stralen,
Kom mijn Son, verligt V Maan.
|
|