De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan den seer geleerde sinrijke Poët Mons. J.J. Monter Toen sijn E.E. my eenige versen gesonden hadde. SPeelsieke Apol wat tonen doet ge klingen Nu sig het bos gevoelt op losse gront, Het schijnt omhoog uyt sijn gewrigt te springen, En 't berg gevaart te sijgen in de mont. Hoe soet Basuynt gy van Medéaas kragten, Van Jason, en den Frischen Adriaan, Die gy bekleet met U vergulde vagten Gewonnen door bekranste Letterblaan. Hoe lokt gy het Dolfijn uyt Pontus stromen Op 't strijken van de Feel tot U te komen Om als Arion hem te temmen, maar Te hoog stelt gy de dorre en schorre klanken Van Titia: haa Roem der veerder ranken, Die segt dat gy: zijt Drenth: een wonder raar. Vorige Volgende