De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Sal ik beginnen om u weer-galose veer
Te schakelen aan haar behoorelijke Eer
En soete wonderen aanvaarden te ontleden,
Waar ik een Sappho, of had maar van Meles Swaan
Een slag-pen, ag; wat sou ik wondre wond'ren schrijven,
Of op de vlugge vlerk der Mantuaan mogt drijven
Ik sprak o Adriaan u veel volmakter aan,
Maar nu de wijl mijn schagt te laag sweeft by de Aarde
En kan niet opwaars door de hooge wolken heen,
Versoek ik door een Reex van smekende gebeen
De slegte swieren van haar logge drift t'aan vaarden
Hoe wel 't wel billijk waar u gootse vaarse klang
Waar mee gy 't luystrend oor der Friessen soet komt strelen
En als een Sofokles u goude Lierslag deelen
Testellen op de trant van Nasoos hemel-sang:
| |
[pagina 96]
| |
Maar nu de magt ontbreekt, sult gy niet meer begeren,
Voor my 'k heb eer genoeg om u daar door te Eeren.
|
|