De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 179]
| |
Geen treurende die treurd om dat Maria weende
Neen! maar om dat'er naam sig met die naam vereende
Want haar bevallig oog schiet andre stralen uyt,
En wijst hoe dat haar geest een groter geest besluyt
Wijl sy geoefend met haar sagte tong kan weken
Het alderruwst gemoed door 't soet en minlijk spreken.
Doch schoon de Beeltenis die doot is't leven toont
Van haar die van de Deugd met Eerloof werd bekroont,
Soo sal nochtans mijn schagt, die sig in't git gaat betten.
Haar lof beschrijven, en haar gaven uyt trompetten.
|
|