De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– AuteursrechtvrijToon, Ah! qu'un fidel Amant.AH! ah! waar vlugt ge voor mijn Arethuse?
Gy siet dat ik u volg in 't rennen op het spoor,
En langs mijn voeten heen een vloet van tranen brusen
'K ben geen Ascalafas, maar Alfeus geefs gehoor,
| |
[pagina 140]
| |
Ah! ah! waar vlugt ge voor
Mijn Arethuse
Gy loopt te ras de Bosschen door
Men hoort van ver U lokken rusen
Vertoef, vertoef, eer ik versmoor,
Ah! ah! waar vlugt ge voor
Myn Arethuse.
Schoon dat ge my nu siet
Tot Vogt verdruypen
Om U ontdankb're, die sig wisselt in een vliet,
Soo sal ik evenstaag U snelle loop naa kruypen
Ah! Arethus bedaar, O wrede hoortgeniet,
Schoon dat ge my nu siet
Tot vogt verdruypen.
Ik sal nogtans in mijn verdriet
Van U gesmolten Bron nat suypen,
Die gy uyt volle kruyken giet,
Schoon dat ge my nu siet
Tot vogt verdruypen.
|
|