De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Op het vertrek van Elisene Naar Vrankrijk. VErlaat gy my Troulose Eliseen, En siet gy niet hoe bitter dat ik ween Om U Vertrek, hoe kan ik dat gedogen, O hert van steen, en gy wert niet bewogen. Ist niet genoeg dat ons den E-stroom scheyt, Daar tussen bey de helsche Scyla leyt: En daar Charibdis bast met open monden, Schoon sy't niet al verswelg't soo geeft se wonden, U is bekent wat klippen van gewelt Vaak waren tussen ons belang gestelt. Dan Draaken bits, en kort in een gedrongen Diens nek ik heb met Herk'les knods verwrongen, Waarom gy dik veel tranen hebt gestort En my daardoor tot klagen aan geport, 'tGedenkt my nog hoe gy met natte wangen My als een klis bleeft aan de leden hangen, Dan seyde gy 'k moet sterven soo gy gaat, En Eliseen hier eenich blijven laat, Maar ah! Cleonte sterft om't droevigh scheyen, Sijn oogen doen niet dan U reys beschreyen. [pagina 67] [p. 67] Wat loon verdient sijn lijden? wrede spreek, Ontdankb're, ah! hoe is mijn hert soo week, lk smelt met Nestis in mijn eygen dropen, En gy doet Lethes vloet te snelder lopen. Baldadige vergeet doch nooyt den Eedt Die gy my voor der Goden vierschaar deed. Gy weet den hemel is het selfs beleden, En't staat in't hert van U en my gesneden, Doch sal nu dat de Blessche Bos-Godes Gedompelt leyt in't naare Lijk-Cypres, U naamen kussen, en met groot verlangen. [De tijdingh van U wederkomst ontfangen.] Gaa, gaa dan heen, en grens aand' Lelystrandt, Voer U geluk met vreugt weer in ons lant. Laat Circes Tover-konst U niet verblinden, Stuyr my een sugt op wieken van de winden, Mijn snikken gaan U stap op stap te moet, En doen U alle daag een heuse groet. Vaar wel dan met dees kus, mijn hert moet breeken, Doch 't is genoech daar Traanen konnen spreeken. Vorige Volgende