De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Plicht-offer Opgedraagen aan de kunstlievende Liefhebbers, en Musicijns, van Doccum. DVs praalt Parnas met ongemeene luyster, En lokt door haar vertoog een yders hert, Sy maakt door 't ligt veel and're ligten duyster, Dewijl zy meer dan yets verheven vvert, Want Phoebus selfs slaat Lier, en sagte Luyten, Op een Vergode trant, vviens Hemel klang, De Kreyts van 't hoog der tronen schijnt te uyten, Daar yder queelt een lieflijk Choor-gesang: Ida vvie souw niet door sulke Orgel-keelen, Den ganschen Helicon, en Hipocreen, De Grieksche magt haar vvonderen ontsteelen, En voeren het op Doccum-bergs Atheen: Al waar ik hoor soo meenich Gallem meng'len Voor 't Altaar: daar Latonaas eenig Soon, Het Maatgeluyt door sijn volmaakte Eng'len, Belauweriert stelt op de Eere-Throom. Hoe kan't dan minder zijn: dat ik (onwaardig By sulk een Rey geacht) mijn schorre Feel, Op V verdiensten staa mits ik rechtvaardig Vyt offer pligt V soete vvonders queel. Welaan volhard: en cier V Gorgel sluysen Met Melody: op dat men roemen mag. Hier swiert de vvimpel van de Eelste Muysen Die men ooyt op Parnas verschijnen sag. Vorige Volgende