De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de Eerwaarde Konst-lievende Juffer Elisabeth Celos. Toen haar E. song. WAt lief en soet geluydt slaat in mijn Ooren? Wat Hemel-trant koomt my soo net te voren? Ist een Siereen die voor Ulisses singt: Neen 't is Celos die met haar keeltje dringt Tot door de dunne lucht, en bos, en velden, Waar Faunen, Saters haar gelang vermelden, Waar Filomeeltje duykt in't Lauwer-groen, Om luystren wat Elisabeth sal doen, Waar selfs Apol verwondert haar moet loven, Jupijn loert mee ten wolken uyt van boven, Waar Juno 't hooft van schudt wijl datse hoort Die held're gorgel-toon die elk bekoort, Doch Febus als verlieft op haar gesangen, Doet haar een kruyn Lok van sijn Dafne langen Om haar te pronken, en te komen noodt Op het Parnas, waar hy haar naam vergoodt. Vorige Volgende