De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de wijs-gierige Juffer Euphemia Mechteldt Schyr-Beeck. EUPHEMIA' V aart, V geest, en Goet gerugt O! wijs-begeer'ge Maagt slaan galmen in de lugt, En dringen midden door de t' saam getrokken swerken Wijl V de fama draagt op uytgespannen vlerken, Want waar de Leersugt heerst, daar bloeyt de wetenschap. En streeft tot boven aan de steyle Hoef-vliets trap. Waar Phaebus liersang wert ten wolken op gedreven Wiens Hemel-vallen doen de sterveling herleeven, [pagina 30] [p. 30] En rucken uyt de borst een hert vol greetigheyt Ten aan sien tot de Konst, en yder maakt bereydt: Om door de kennis tot volkomentheyt te raken. Klim dan, Mechtildes, wilt die klare beek genaken, Slorp heyl'ge dropen uyt die Christaline Bron, En suyg de stroom-aar leeg van Grunoos Helicon, Leert daar met Pegaâs op Parnas V vlugge pennen Opregten, en V voor de thiende Musa kennen. Vorige Volgende