De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– AuteursrechtvrijSonnet.GEwyde Roos, Godinne aller Bloemen,
Die op de soom van Amstels Y-Bron bloeydt,
En weeldrig op Apolloss sang berg groeydt,
V sullen al de spruyten heylig noemen.
V malse blatjes vol bevalligheyt
Verquikken't blakend' Hert, en sijn gereegen
Aan 't snoer van Artzeny, en Cypris Zegen,
Wijl haar de prijs door V wier toe geleydt.
Wanneer 's op jda souw het Vonnis halen,
En gy O! Perel-bloem der Zuyder dalen
Vergun dat ik my in V geuren queek,
Ruk maar een knop (schoon's is van 't minste blosen)
Ter zijden af, (haa puyk van Gijsbregts roosen:)
Die ik te pronk dan op mijn boesem steek.
|
|