De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aen Elisene. Toen het weer Ontdooyde. HEt is dan eens gelukt groot-Vorst van Aguilon T'ontgrendelen u Bron, Die gy tot spijt van my soo hert hebt doen verstijven Dat men daar op wel kan met stale pennen drijven O wreedaart, hat ge dan geen deernis daar ge saagt Mijn bange borst belaagt En daar gy wist hoe seer dat Eliseen begeerde Dat ik haar met een brief, (soo lang gewilt) vereerde Dog niemant klaagt ligt aan een anders leet, of smert Al raak het schoon aan 't hert. Nu 't is genoeg, ik sie het water soeties dertlen Dat weer opnieuw de soom van't hoenvelt koomt bespertlen Dat my doet hopen (wijl ik vrees voor geen gevaar) Dat nu de Baan is klaar [pagina 8] [p. 8] Gaa dan mijn letters gaa, gaa: maar wilt ondertussen Soo g'in haar handen valt, voor my die driemaal Kussen Seg dat ik wens, in plaats van U. by haar te sijn Of dat se waar by mijn: Daar, waar wel inkt bevriest, maar nimmer mijn gedagten En dat ik haar altoos met groot verlang sal wagten Vorige Volgende