De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Hoe vraagt gy waar mijn lief sich hout] Toon: La Duchesse. HOe vraagt gy waar mijn lief sich hout, Of vinden laat? Ik seg hy heeft gekoosen Het hof der Roosen, Daar hy treden gaat Om 'tCeder van haar groene steel te rucken En ook om Mirh, en bloemtjes of te plucken, Hy weyt staag in de daalen Daar den hooning vloeyt, Daar Nardus is te haalen, En 't Saphyre groeyt, Mijn lief is mijn, en ik ben sijn, Geluckig is mijn Ziele Ah! voor wiens glans ik kniele, Door een vreugde pijn. Weet gy dan nu waar dat mijn Son, Sijn gangen went, [pagina 114] [p. 114] Of waar sijn stralen lichten, Die mijn gewrichten Zijn te wel bekent, Ik moet sijn schoon gestalt u gaan afmalen En u met eer en lof sijn roem verhalen: Hy flickert als de Maane, Of den daageraat, Vervaarlijk als de Vaane Van een Krijchs gewaadt, Doet hy verbaasen al de kracht Die tegen Tirsa strijden, Maar hy doet weer verblijden Mijn verlieft gedacht. Soodanich een is hy die mijn, gemoet bewoont, En die my soekt in't minnen Te overwinnen, Doch dewijl sijn schoont, My hout beducht soo keer ik naa de beeken Om sien de wijntros, of die dobblend leeken En of de telgen groeyen Van het teer Granaat, Waar aan de vruchten bloeyen Van mijn blijden staat, Ik vind mijn ziel soo vast bevrijdt [pagina 115] [p. 115] Tot Aminabats waagen, Die my ter Throon sal dragen: Van mijn Sulamijt. Vorige Volgende