De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Gelijk een versse Roos] Courante La Reine Nouvelle. Bruydegom. GElijk een versse Roos Zijt gy mijn ziels beminde, In het wout te vinde Daar ik u in't dal der scherpe doornen koos, Staat op mijn lief mijn vreugde Choor Koom dog tot my en geef mijn stem gehoor, Soo sal de Libanonsche Linde Juichen u te voor. Bruydt. Ach Sonne van mijn hart, Ik koom door u gebeden, Vroolijk tot u treden, En bevind my in u sterke min verwart, Beschaauwt my onder u banier, En breng u Nardus reuk waarande hier, Op dat mijn ziel mach sijn te vreeden. Door u gonsts geswier. Bruydegom. Mijn schoone twijfel niet [pagina 116] [p. 116] De Lent sal u behaagen Want de Winter vlagen Zijn ten eynd gedroopt van u te lang verdriet De regenplas is wech gegaan, Gy sult nu zijn met Mirtheloof belaan, De Wijntelg bloeyt de bergen dragen, Siet dees volheyt aan. Bruydt. Welaan ik ben gerust, Gy hebt door u vermoogen My dus seer bewoogen Dat ik schep alleen in u mijn herten lust, Ey laaf mijn ziel met bloem gewas, En koel mijn hart met fruyt en ratig gras, Want ik ben krank van liefd' om toogen Stut mijn traane plas. Bruydegom. Koom dan mijn Suiv're Son Geniet de hof Granaden, Wilt u lust versaden, Smaak de wijn uyt mijn geheylgde Nectar bron Ik heb hier tot u komst bereyt Veel geurich kruyt met hoonichdauw bespreyt, Wort vroolijk, gaat u tong beladen, Met haar soeticheyt. Vorige Volgende