De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Toon, schoon Catrijn.ACh waar zijt gy mijn beminde
Alderliefste Bruidegom?
Vliet niet als een bloode Hinde,
Maar siet eenmaal wederom.
Op dat ik V mach omermen,
Siet ik weet gy mijn bemint,
Wilt u over my ontfermen
Die V als haar selfs besint,
Of zijt ghy ter schuyl geweeken
Achter heg, of doren wijk,
Soo verwaardicht my te spreeken,
Want ik schier om V beswijk,
Ach mijn brakke traantjes hangen,
(Die al bruysend stromen meer)
Over mijn besturve wangen
Koom mijn Liefste keer ay keer.
Immers hebt ghy my geropen
Flusjes doen ik lach en sliep,
Daar mijn oogen schenen open,
Als V stem te komen riep,
Maar helaas te lauw van herten
| |
[pagina 118]
| |
Toond' ik my tot V gestreel,
Koom genees mijn zielens smerte,
Want ghy zijt mijn hoochste Deel.
|
|