De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wat blinkende lichten] Toon, Engelsche Gique. WAt blinkende lichten, Wat flik'rende schichten, Wat glans? Koomt tintelen boven de stal uyt een hemelse trans? 'K sie Engelen tieren, Swieren, Die komen uyt den Throon Beneden, Ontleden De komst van Godts eenigste Soon. Ook sie ik de scharen Met vreugde vergaren, Wiens galm Vuldt velden, en bossen door't schat'ren haar's vreugdigste palm. Zy queelen den Heere, Eere Sy Godt in 't hoogste hoog, En wenschen De menschen Behagen naar yders vermoog. Daar sie ik de herders By't Kintje, en verders [pagina 119] [p. 119] In't groot, Wien dat heeft verwonnen de helle, jaa Duyvel en doodt, De slang is vertreden Heden Alwaar de reyne Maagt Het Lam Uyt de stame Van Jesse ter zaligheyt draagt. Noch sie ik een wonder Hoe dat hy is onder Het vee, Wien hemel en aarde verrijkt met een eeuwige vree, Is dit voor een Koning Woning, Ah! al te slegt geval: Besluyten, Dees muyten De prijs van het Goddelijk al? O! Betlehem waardich, Ik nader U vaardich En kniel Voor Jesus wien dat ik aanbid uyt een nedrige ziel, Laat doch al mijn sonden G'bonden Sijn aan U slegt gewaadt Daar hooyen, En strooyen, U dienen voor 't eerste Cieraadt. Vorige Volgende