De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 147]
| |
Toon: Air.Schoonheyt schoone Dorilee
Doet kille klippen blaken
Gy sengt de Alpen die alree
Versmelten, en doet haken
De noortschen Ysvorst naar u min
Daar Aquilon de stranden
Beherst, en geeft sig willig in
't Gewelt van uwe banden.
Soo Phaebus u maar eenmal sag
Hy souw sijn Dafne laten,
En Acis in de holen lag
By Galathee, haar haten,
Soo Polipheem u wierd' gewaar
Hy souw de Rotsen kloven,
En u op sijnen offersnaar
Met velt gesangen loven.
Selfs Psiche wijkt voor u, in kragt,
Gy doet de Liefd' verlieven,
Gy hebt de flitsboog in U magt
Om ider te doorgrieven,
| |
[pagina 148]
| |
Jaa Dorilee al wat sig roert
Moet in u boeyens quijnen,
Gy hebt mijn zieltje mee vervoert
Wijl 'k gaa om u verdwijnen.
|
|