De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan mijn waarde Suster A. Brongersma DAar hoort ge dan tot lof mijn Swaantje singen Van yder die haar gonst genooten zijn, Daar siet ge haar op Grunoos Bron-nat springen, Schoon Soylus spouwt sijn adderlijk fenijn. Daar hoort g'in spijt van Eris, haar gesangen Gelet op trant van heylge hemel klangen: [pagina 77] [p. 77] Waar naar gy meer als and're wijsen dorst: Wijl dat U hert daar vast leyt aan geklonken En Geest'lijk laaft U Godt geminde borst, Wiens drift U ziel in yver doet ontfonken, Daar hoort ge 't al, uyt haar verschorde keel, Doch sal terwijl ik U hier door verveel Versoeken dat ge wilt mijn drift verschoonen En 't Swaantje voor een tijt laat by U wonen. Vorige Volgende